580 -
rade bestaat. .Maar dit zal even als bij gewonen doodslag de regter hebben uit te
maken naar de algemeene beginselen. Volgens den Code Pénal is er gepremediteer-
de doodslag, (moord), wanneer er bestaat een vooraf beraamd opzet, om geweld te
plegen; opzet om te dooden is niet noodig. "Wanneer ik dus onder den Code Pénal
moest regt spreken over iemand, die in een tweegevecht iemand had gedood, dan zou
ik hem moeten veroordeelen wegens moord, omdat bij een duellant toch stellig het
vooraf beraamd opzet bestaat om geweld te plegen. Maar wanneer dit Wetboek zal
zijn ingevoerd, dan zal de regter aan die ruime en te gelijk verkeerde opvatting van
het begrip van premeditatie niet meer gebonden zijn; dit Wetboek laat den regter
vrij; men heeft met opzet geene definitie gegeven van premeditatie. En nu geloof ik
dat, wanneer hier wordt verwezen naar de bepalingen omtrent moord, doodslag en
mishandeling, de wet niet tevens verpligt is vragen op te lossen, die, zoo zij in de
wet opgelost moesten worden, te huis zouden behooren in den Titel handelende over
moord en doodslag*.
De beraadslaging wordt gesloten en art. 155 zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Art. 156 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Sedert zijn de bepalingen op bet duel in het strafwetboek bij de Eerste
Kamer in behandeling gekomen, aldaar onvervanderd aangenomen en bij
de wet ingevoerd.
Geschutstanden.
In 1879 verscheen bij de Landsdrukkerij het 2de gedeelte der Batterij-
school onderdeel van het Reglement op de exercitiën der Veld-artillerie,
uitgegeven op last van het Departement van Oorlog. In dit voorschrift,
126 bladzijden groot, voornamelijk dienende 0111 de toegepaste tactiek der
Veldartillerie, (waarin echter niet de wijzigingen zijn opgenomen, welke
ook voor do Berg-artillerie dienstig warendie evenveel batterijen telt)
onder reglementaire vormen te brengen, vindt men 0. a. een 48 tal blad
zijden, gewijd aan het vervoer met spoorwegen en met stoom- of zeilschepen.
Hier verdient vooral de aandacht, wat er in aangeteekend wordt omtrent
het ontschepen van Artillerie bij landingen op eene vijandelijke kust.
Wij twijfelen er dan ook niet aandat officierendie zich voor dergelijke
opdrachten kunnen geplaatst zienzich haasten zullenhet alleszins
leerrijke voorschrift te raadplegen.
Met eene prijzenswaardige uitvoerigheid aan den penen kant, bevreemdt
het ons, dat zoo weinig zorg besteed is aan een niet minder belangrijk
onderdeel der toegepaste tactiek van de bereden Artillerie, namelijk:
Het dekken der vuurmonden door kunstmatige middelen. Aan deze, vooral
tegenwoordig zoo gewichtige aangelegenheid, onlangs nog vluchtig door
ons ter sprake gebracht, zien wij in liet onderwerpelijke reglement nog