o-een 3 bladzijden, door 4 kleine teekphingen toegelicht, gewijd en wat
behelst dan nog dat weinige?
Van dat weinige betwijfelen wij bijv. sterk of het onder 3° en 4° ver
melde, bet stelling nemen en zich ingraven achter den top der ruggen
van hoogten of op hare naar den vijand ahoopende helling veel zal voor
komen. In elk geval had hier wel mogen gewezen worden op de waar
schijnlijkheid, dat men wel eens op rotsachtigen bodem zal stooten en
dat de groote massa aarde, die het ad 4° bedoelde geval gewoonlijk te
verwerken zal geven, wel meestentijds naar eene andere stelling zal doen
uitzien.
Van het zoo aanbevelenswaardig gebruik van bekleedingsmiddelen
zooals zandzakken, en de in Iiidié bijna overal te verkrijgen sassak's, van
approximatieve opgaven omtrent de borstweringdikte èn tegen Artillerie
èn tegen geweervuur, omtrent den beuoodigden tijd en de vereischte
gereedschappen, aanwijzingen betreffende het traceerenprofileeren en
opwerpen en de behoorlijke verdeeling van den arbeid; van dit alles
vonden wij niets en dat in een voorschriftdienende om toegepaste tactiek
onder reglementaire vormen te brengen en voor werkzaamheden, waarin
reglementaire geoefendheid om zoo te zeggen bijna de helft van het werk is.
In andere legers heeft men, toegelicht door de ondervinding, in den
oorlog en op liet exercitieterrein opgedaanbegrependat het, om vluchtige
werken met de voorhandenmeestal beperkte middelen zoo vlug en zoo
goed mogelijk op te werpen, vóór alles noodig ismethodisch te doen
werken, als het ware elke schop aarde eene bepaalde plaats in de borst
wering te doen vindenen dat het daartoe in stede van in het wilde
weg te werken hoofdzaak ishet werk zoo nauwkeurig mogelijk te
traceeren en te profileeren den arbeid doelmatig te verdeelenIn Pruisen,
FrankrijkOostenrijk o. a. zijn dan ook afmetingen voor de verschillende
vluchtige werken reglementair voorgeschreven en worden de troepen naar
vaste regels in het opwerpen geoefend.
Doordrongen van de noodzakelijkheid voor Nederland om ook in deze
aangelegenheid tot reglementaire bepalingen te gerakentot nu toe nog
niet aangenomen of voorgeschrevengeeft de Majoor van den Generalen
staf Eland in de laatste uitgave zijner Versterkingskunst eenige typen
van tirailleurputten, loopgraven, geschutstanden en batterijen, welke
naar zijne meening voor de terreinen in Nederland als de meest wensehelijke
te beschouwen zijn.
Wij zijn van oordeel, dat men zeer ten onrechte ook in fndiê aan deze
aangelegenheid zoo weinig aandacht geschonken heeftdat in ons defensie-