539 BataviaSctmarang, Willem 1, Soerabaja, PadangMakassarPalembang, Pontianak, Bandjermasin en Ambon240. Van deze 240 zaken waren op dien datum reeds: a. Bij don Advocaat-Fiscaal voor de Land- en Zeemacht 43. b. de verschillende advocaten, verdedigers32. c. Leden van het Hoog Militair Gerechtshof in lezing 73. Zoodat op 1 Januari 1881 door de gewone Krijgsraden nog niet waren afgedaan 92 zaken. Dat de dienstweigeringen in bovenstaande statistiek zoo schraal vertegen woordigd worden, in tegenstelling van gedurende de jaren van het legercom- mando van den Generaal De Nevewij te men niet aan een beter gehalte van het vreemdenelement, maar enkel en alleen aan den door den Minister van Koloniën o. i. in strijd met de Wet gelasten en op pag. 63 van het „Koloniaal Verslag" van 1880 gemelden maatregel, als gevolg van de urisprudentie van het Hot in zake art. 95 CV Het vreemdenelement in het Indische leger heeft aan de krijgsraden veel werk verschaft. Men denke eerst aan de talrijke dienstweigeringen tussohen 1876 en 1879. Gelukkig is sedert verbetering en groote verbetering merkbaar in het gehalte der gedurende het laatste jaar uitgezonden suppletietroepen. Waarom wordenter vervanging van zoo vele minder gewenschte vreemdelingen, geene ernstige pogingen in het werk gesteld om het Amboineesch element in het leger te vermeerderen? Waarom worden geene aanlokkelijker bepalingen gemaakt om meer Indo- Nederlandersbijna allen goede schutters, moedige soldaten, menschep die zich niet aan sterken drank te buiten gaan en veel zorg voor hunne kleeding en uitrusting hebben, in de gelederen te krijgen? Wie zal willen ontkennendat de duizenden guldensdie de Staat door het in toepassing brengen van beide denkbeelden jaarlijks bezuinigtten goede zullen komen van het innerlijk gehalte van het Indische leger? Waar Nederland te kort schiet in de aanvulling van het Indische leger, daar zoeke men geene aecjuivalenten in het buitenland, zonder die eeist in Indië zelf goed gezocht te hebben. Ken goed legerorganisateur begint altijd, met uit de hulpbronnen van zijn eigen land te putten en daarme de - - zooals Daendels heeft gedaan zelfs te woekeren. Bij de beraadslaging over onderafdeeling 99 sprak de Heer Keuchenius liet volgende: „Den 15den November 18B9, elf jaren geleden, hebben de heer de Roo ean Alder- toerelthelaas te vroeg der Staatsdienst ontvallen en de heer Idzerda de aandacht der Regering gevestigd op den toestand der militaire geneeskundige dienst in Indië. Zij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 546