dat examen voldoet, kan geen hoofdofficier worden. Is dat onbil
lijk?
Ieder arts en apotheker, militair of civiel, die aan de staatsexa
mens, bedoeld bij de Geneeskundige Wetten van 1865, voldaan heeft
en in het bezit van het betrekkelijk diploma is, heeft geen enkel
examen meer te doen. Hij kan overal en ten allen tijde in Neder
land en zijne koloniën practijk uitoefenen. De Staat vertrouwt, dat
hij de capaciteiten bezit om zijn vak behoorlijk te kunnen uitoefenen.
Die militaire artsen en pharmaceuten hebben dus in den Staat volko
men dezelfde bevoegdheden als hunne civiele collega's. Deze kunnen
voortpractizeeren, zonder dat zij ooit meer lastig worden gevallen
noch met een theoretisch, noch met een practisch examen. Bij
het leger is echter daarvan geene sprake. Waartoe dat gebrek aan
eenvormigheid? Wat is nu eigenlijk het verschil tusschen beiden?
Het is niet voldoende, dat men mannen van hooge wetenschappelijke
vorming, die na eene moeilijke vijf a zevenjarige voorbereiding het
diploma van arts en apotheker behalen, het bij velen alle ambitie
uitdoovende ancienneteitstelsel van bevordering laat volgenneen,
men laat hen bovendien nog een examen doen, waardoor de kans
bestaat, dat zij door jongeren in rang worden voorbijgegaan, dieniet
altijd kundiger zijn. Is een examen niet altijd de beste maatstaf
voor de beoordeeling van iemands geschiktheid, zeer zeker is het
dat niet voor mannen als onze officieren der Geneeskundige en Phar-
maceutische dienst, die examen moeten doen op een leeftijd, dat zij reeds
mannen van ervaring en ondervinding zijn geworden.
Zijn die beschouwingen juist? Naar onze meening niet geheel.
De particuliere arts en apotheker kunnen niet in alle opzichten met
de militaire collega's vergeleken worden. De laatsten zijn geregeld
tractement genietende en pensioen verwachtende dienaren van den
Staat, die daarvoor moeten werken. Ook de particuliere moeten
werken om door eene behoorlijke practijk te kunnen leven en een
kapitaal voor den ouden dag te maken. Maar werken en werken.
De militaire arts en apotheker kennen geene concurrentie, dien mach
tigen factor, die tot werken dwingt, wil men leven. De militaire arts
en apotheker kunnen veel doen, voor dat de Staat hen voor hun
werken bedankt, zonder hun pensioen te geven, En de civiele?