580
De steller van beide stukken was zooals later blijken zal
niemand anders dan de Kolonel der Genie Enderlein zelf. Wij laten
hieronder een extract dier toelichting volgen, welke o. i. om haren
inhoud niet genoeg gelezen kan worden in het alles tot wetten her
leidende en reglementeerende Nederland.
„Is thans voor enkele gewigtige militaire aangelegenheden de inmenging
der wetgeving niet meer geheel te ontberen, "voor het hier behandelde
onderwerp kan en moet die bepaaldelijk worden vermeden."
„Wanneer de ultra legislative school allerwege de overhand kreeg,
zouden wij in tijden van oorlog tegenover den vijand gebonden zijn door
de bepalingen van de internationale oorlogscongressen en in de verhouding
met onze burgerij door eene alles regelende wetgeving. Yoor ons en
voor ons alleen zoude het oorlogvoeren ondoenlijk zijn; tegenover een
magtigen vijand, op vreemden bodem aan niets gebonden, zouden wij wei
nig andere weermiddelen hebben dan regtspleidooijen en eer advocaten
dan krijgsoversten kunnen gebruiken".
„Ja, door den nood gedwongen, zoude het getrokken zwaard die
regtskundige banden wel gewelddadig verbreken, maar eer het daartoe
kwam, zouden die reeds verlammend op het zelfvertrouwen en de geest
kracht onzer aanvoerders hebben gewerkt, tot dat plotseling een geheel
wetteloos despotisme de onheilen van het oogenblik waarschijnlijk te
laat zou trachten te herstellen".
„Het buitengewoon karakter van zoodanige omstandigheden tegen over
de individuele vrijheid zal onvermijdelijk altijd moeten blijven bestaan,
als zijnde daarin gelegen, dat de eischen van de oorlogsmaatregelen hoofd
zakelijk praeventiefdie van de wetten des vredes bij voorkeur repressief
zijn. Zelfs het gewelddadig onderdrukken van feitelijk verzet is in oorlogstijd
meer praeventief dan repressief, als berustende niet op eenige appreciatie
van de onregtmatigheid van het verzet, maar uitsluitend op de gebiedende
noodzakelijkheid om de nadeelen en gevarendie daardoor kunnen ontstaan
te voorkomen".
„Wat de militaire chef in den oorlog volstrekt behoeft en zich, zoo
hij zijn pligt doet, ook zal weten te verschaffen is het bewustzijn van
elk een, dat zijn gezag in de eerste plaats gehoorzaamheid eischt en ook kan
afdwingen, juist omdat hij dit gezag ontleent aan het gevaar van het oogenblik
en niet aan de regtskundige interpretatie van een tal van wetsbepalingen".
„Het bestaan van buitengewone omstandigheden, waarin de gewone
wetgeving ontoereikende is, wordt meermalen, ook in de Grondwet erkend,