582
„Het groote gewigt dat abstract moet toegekend worden aan de nood
zakelijkheid van het waarborgen der militaire belangen in tegenstelling
met het gevaar van misbruik van gezag, wordt bovendien bij ons tot
zeer geringe proportion teruggebragt, wanneer men bedenkt welke ves
tingen nog in ons vestingstelsel (forten komen niet zoo zeer in wrijving
met de burgermaatschappij) zijn overgebleven, namelijk slechts zeer wei
nige steden, waar geeii isolement bij twijfelachtige oorlogstoestanden is
te vreezen, en de ingrijpende maatregelen dus geheel blijven onder con
trole en dan ook onder de verantwoordelijkheid van het centraal gezag."
„Wanneer het gevaar werkelijk dreigt, behoeft het militair gezag ook
niet bevreesd te zijn, bij eiken stap belemmerd te worden door het opwer
pen van exceptiën en tegenwerking der natie; zelfs in omstandigheden,
nog verre van feitelijken oorlogstoestand, heeft de ondervinding in rui
me mate bewezen, dat dit niet in ons volkskarakter ligt, evenmin als
dat de militaire bevelhebbers, door geringschatting der burgerij, hun ge
zag zouden misbruiken tot miskenning harer belangen."
„Wat echter wel te vreezen is en waarvan do ondervinding rijkelijk
is opgedaan is dat de onderscheiden militaire bevelhebbers niet naar
behooren, op eigen verantwoordelijkheid, zelfstandig weten op te treden
en dat het onbestemde hunner bevoegdheid hen soms weifelend, maar
Is Kolonel Enderlein de geschiedenis van zijn land vergeten? De belegering
van Allernaar in 1573 zou minder bloed hebben gekost, indien het landvolk te bewe
gen ware geweest, het omliggende land onder water te laten zetten. Het beleg van Antwer
pen door Par ma in 1581 zou veel kans hebben geloopen, te mislukken, indien de
gilden niet verhinderd hadden, dat de Kouwensteinsche dijk werd doorgestoken. Toen
in 1672 de Hollandsche waterlinie zoude gesteld worden, „had men" volgens Knoop
in deel II zijner „Krijgs- en geschiedkundige geschriften" (pag. 219)„te kampen met
verzuim, onkunde, kwaden wil en openlijken tegenstand bij het stellen der onderwa
terzettingen. De krijgsmagt van den Staat was dikwijls evenzeer benoodigd om de
wederstreving van den landzaat te boven te komen, als om den vreemden vijand het
hoofd te bieden". Kan men met eenigen grond aannemen, dat ons volk twee honderd
jaren later verstandiger is geworden? De grootste plaag van ons land is zeker het
water. En geen jaar gaat er bijna voorbij, dat de Ingenieurs van den Waterstaat
geene militairen vragen om hen te kunnen ondersteunen bij hetgeen zij noodig achten
tot het voorkomen of beteugelen van overstroomingen Zeer vaak moeten die mili
tairen handelend optreden, en men kan er dus veilig op rekenen, dat zij in oorlogstijd
nog wel eens in worsteling zullen geraken met landlieden, die, bij het tot stand
brengen van eene eenigszins belangrijke onderwaterzetting, hunne bijzondere belangen
boven het algemeen belang zullen pogen te stellen, en daarbij nog wel eens geweld
door geweld zal moeten worden onderdrukt.