"V -A. Tl I Ons nieuw achterlaad veld- en berggeschut. Naar aanleiding van de beschrijving, ons door den Heer Boetje in de afleveringen 8 en 9 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift van de stalen proef batterij en voor de Indische Veld- en Bergartillerie gegeven, veroorloof ik mij eenige opmerkingen te maken. Wij lezen, dat bij de granaten eene schokbuis behoort, dat deze bij het schieten op het terrein (welke soort van terrein?) te Meppen uitstekend voldeed, doch dat zij bij het werpen veel te wenschen overliet. Hierin en in de aan iedereen bekende omstandigheid, dat het worp vuur onzer bergkanonnen in de oorlogen tegen onze Indische vijanden veel gebruikt wordt, en zijne uitwerking dus zooveel mogelijk verzekerd moet zijn, vond de Kapitein Van Wij helid der beproevingscommissie aanlei ding, een voor het worpvuur meer geschikten slagdop te ontwerpen. Deze werpdop heeft goed voldaanen de Commissie beveelt de invoering er van aan. Maar, zegt de heer Boetje„Het valt niet te ontkennen, dat aan het gebruik van dien werpdop veel gevaar verbonden is, daar de buis, bij het onverhoopt laten vallen van het projectiel, of wanneer daarme de bij het laden tegen den achterkant van den vuurmond gestooten wordt, zeker ontbranden zal. Het is dan ook zeer twijfelachtig of die werpdop in Indië zal worden beproefd, uithoofde van het aan die beproeving ver bonden gevaar voor de bediening". De proeven, waaraan het nieuwe geschut in Indië zelf wordt onder worpen, zijn op het oogenblik, waarop ik deze regelen schrijf, in vollen gang. Uit den aard der zaak ben ik met den loop, dien zij nemen, onbekend en weet ik niet wat er wordt gedaan om de bedoelde moeilijkheden uit den weg te ruimen, en of daar kans toe bestaat. Doch ik vraag mij zeiven af: „Wordt aan de invoering van eene schokbuis voor ons stalen berg- geschut niet te veel waarde gehecht. Is die invoering noodzakelijk, zelfs verkieslijk Op een zeer juist standpunt plaatste men zich, mijns inziens, bij de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 62