647 en vervoer naar Europa kunnen zijn, schoon het moeijelijk zal wezen dezelve zoo goedkoop als de Benyaalsclie te maken; wat de hoedanigheid betreft, zoo is die van mijne fabriek te Soerabaija ruim zoo goed bevon den, bij ondervinding, als die van Bengalen. Zoo veel echter als ons va derland voor eigen gebruik, zoo voor de zee- als landmagt noodig zal hebben, denke ik, dat zeker altijd met voordeel op Java zal kunnen vervaardigd worden." -Na het vertrek naar Europa van Van Hogendorp, stelde zijn opvolger Rothenbüler voor, de salpetermakerij voor de O. I. C. aan te koopendoch, door de hooge kosten afgeschrikt, zag de Indische Kegeering hierin geen heil. Rothenbüler trok zich toen de salpetermakerij aan en, daar deze na het vertrek van Van llogendorp zeer verwaarloosd was, zoodat de fabrieken van Goenoeng-Sahari en Sidogoro in 1802 slechts 6000 salpeter hadden opgeleverd, liet hij te Soetjèn eene derde fabriek oprichten met 600 salpeterbedden. Volgens de bekende „Memorie" van Van Hogendorp (1810) was die verwaarloozing echter geheel alleen te wijten aan de slechte maatregelen, door de Indische Regeering genomen. De fabriek te Soetjèn leverde van 1803 1804 niet meer op dan 232 pikols zuivere salpeter. In 1801 had de Heer Weyssenbron, boekhouder in dienst der O. 1. C. een hol met salpeter te Bimaop Soembaivaontdekt. Met werktuigen en gereedschappen van de fabrieken van Van Hogendorp werd in 1803 te Bima eene salpeterziederij aangelegd, die echter in 1805 verlaten werd. Onder het bestuur van den Gouverneur-Generaal Daendels werden de salpeterfabrieken te Soetjèn en Sidogoro staatseigendom. Volgens zijn „Staat der Ned. O. 1. bezittingen, enz." werden die fabrieken gesteld on der het toezicht van een inspecteur, gebonden door eene uitvoerige en strenge instructie. Zoo als wij reeds gezien hebben, leverden de salpeter makerijen toen jaarlijks 700000 ti; of 34580 K.G. salpeter op, die in qualiteit het Bengaulsche salpeter overtrof. Waren in 1782 te Batavia 102371 'jg Ben- gaalsch salpeter geraffineerd, welke 28024jl jg of 27f°/0 verlies gaven, het Javasch salpeter verloor slechts 11°/0 en kostte f 56 de 100 K.G., doch het vooruitzicht bestond, dien prijs op f 38 de 100 K.G. on de hoeveel heid op 49700 K.G. te brengen, welke, zooals Daendels meende, toereikende zoude zijn voor de behoefte. Heeft de oud-Gouverneur van Java's-Noord- uostkust, de Heer N. Engelhardin zijn „Overzigt van den Staat der Ned. O. I. bezittingen onder het bestuur van den Maarschalk Daendels'''' verklaard, dat de salpetermakerij vóór de komst van den Maarschalk, het geen echter niet aanneembaar is, reeds 500 a 800 pikols had opgebracht, Daendels heeft nooit meer dan 500 a 560 pikols kunnen krijgen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 654