649
buiten's lands genoegzaam on goedkooper van salpeter kon voorzien en de
reeds aangevangen werkzaamheden der salpetermakerij te Soetjèn moesten
worden gestaakt. Gedurende het kortstondighernieuwd bestaan dezer
inrichting zijn van 1 Mei 1817 tot 27 Mei 1819 aan den buskruitmolen
tc Samarang 34840 <jjg salpeter afgeleverd, die, bij gedeelten geraffineerd,
een verlies gaf van 131, 13 J, 13-jj en 14-|°/0. Het buskruit, van dit
salpeter vervaardigdkwam met alle onkosten op 56,20 de 100
jg, dat van Bengaalsch salpeter op 34,31 ongeveer do 100 'jg. Beide
soorten werden in tegenwoordigheid van den Legercommandant en den
Hoogleeraar Reinwardt beproefd en toen gaf het
j Soetjènscli j 65
I. het infanteriekruit van salpeter Rijnl. roede portee.
I Bengaalsch. 67
Soetjènscli 56
II. artilleriekruit j d
Bengaalsch. 53-3
De bezuinigende Commissaris-Generaal Du Bus de Gisignies bracht
de inrichting der salpetermakerij bij Gouvernements-besluit dd. 27 De
cember 1827, No. 22 op een zeer bescheiden voet, zoodat de maandelijksche
onkosten niet meer bedroegen dan ruim 88,415Aan den opzichter
een gepensioneerden 2™ Luitenant-kwartiermeester (O. Bekkeij was
opgedragen, de salpeterbedden zooveel mogelijk te onderhouden en de
salpeterwording zooveel doenlijk door aan te brengen hulpmiddelen te
bevorderen.
De Gouverneur-Generaal J. C. Baud. toonde voor het Javasch salpeter
meer sympathie te hebben. In 1835 gaf hij den last, het salpeter van
Soetjèn nauwkeurig te onderzoeken om te trachten daarmede den buskruit
molen te Samarang voortaan te voorzien. Dat onderzoek werd door den Kolo
nel Directeur der Artillerie De Koek van Leeuwen opgedragen aan den
gepensioneerden Kapitein der Artillerie Lugtopzichter te Soetjèn. Intus-
schen waren sommige Residenten in het oostelijk gedeelte van Jaw door de
Regeering aangeschreven om in hunne gewesten onderzoek te laten doen
naar salpeter houdende aarde. Zoo bleek uit de daarop ontvangen rap
porten, dat in de residentiën Kediri en Madioen (missives van 15 en
20 Mei 1836) salpeterholen waren. De toegezonden monsters salpeteraal'-
de werden onderzocht door eene commissiebestaande uit den Kapitein
der Artillerie Brunet de Rochebrune en den Bersten Apotheker Perret, die
de toegezonden aarde van weinig waarde achtten, maar tevens de aarde
uit Madioen aan eene nadere beproeving wenschten te onderwerpen,