650 Een deskundig officier werd vervolgens daarmede belast, die tevens de opdracht had, den Javanenin de nabijheid der holen wonende, het leggen en bewerken der salpeterbedden te leeren. Hoewel deze pogingen om eene salpeterfabricatie op eigen bodem te hebben, ook nu met geen gunstigen uitslag werden bekroond, zoo hebben de met oordeel en zaakkennis genomen proeven niettemin geleerd, die fabricatie meer naar waarde te leeren schatten. Daaruit bleek o. m., dat de Javasehe salpeteraarde (van Soetjèn) 12 °/0 meer salpeterzure zouten en 11 a 13 °j0 minder nadeelige zouten heeft dan de Fransche. Eene vergelijking met de salpeteraarde van Bengalen en Ceijlon gaf tot resultaat, dat de aarde van Soetjèn volstrekt niet de minste in degelijk gehalte is. De prijs van het salpeter zou, alles in aanmerking genomen, ruim berekend op 24 de 100 je komen te staan; het Javasehe salpeter zou dus, bij even goede hoedanigheid, niet veel duurder worden dan het Bengaalsche. In het rapport werd vervolgens gezegd, dat het voor den lande zeer dienstig ware, meer sal- peterfabrieken op Java op te richten. De beproeving van eene hoeveel heid oude en nieuwe aarde leverde niet minder gunstige uitkomsten op. De oude salpeterbedden leverden ruim 3de jongere bijna 2 °/0 salpeter op. Ten gevolge hiervan bracht do Indische Regeering bij Gouverne- ments-besluit dd. 31 Januari 1837, Ho. 17 de salpeterfabriek te Soetjèn weder in werking, terwijl reeds bij Gouvernements-besluit van 6 October 1836, Ho. 2 bepaald was, dat de holen in de residentiën Madioen en Kediri door een deskundig officier zouden worden onderzocht. Dat on derzoek werd in 1837 aangevangen door den Kapitein der Artillerie Von Loewenstein. Ter beantwoording van vier, door den Directeur der Artil lerie gestelde vragen 1. hoeveel salpeter kan in een zeker tijdsverloop worden gewonnen; 2. tegen welken prijs; 3. in hoeveel tijd zal de voorhanden salpeteraarde verwerkt zijn; 4. in hoeverre zal men kunnen hopen, dat wanneer de uitgeloogde aarde weder tot bedden opgemaakt en men voortgaande tot aan de laatste hoeveelheid van den voorraad gekomen zal zijn, de eerst uitgeloogde aar de in dien tusschentijd weer zooveel salpeterzure zouten zou hebben gevormd, om dadelijk met eenig voordeel opnieuw uitgeloogd te kunnen worden; leidden de eerste, in 1838 te Soetjèn begonnen proeven tot de volgende uitkomsten 1. jaarlijks kan ongeveer 36000 <tg salpeter worden gewonnen; 2. de pikol van 125 A. komt op 151,375dus 1 K.G. op 2,44 te staan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 657