656 van den Generalen staf De Bas hebben gezegd, over de reductie der Indische Cavalerie handelende, is het niet onze gewoonte, ook tijdschrift-artikelen in de rubriek „Boekbeschouwing" op te nemen. Dit neemt echter niet weg, dat wij gaarne willen erkennendat we het bijna in alle opzichten eens zijn met schrijvers beschouwingen; vooral daar, waar hij het afkeurt om de Cavalerie of een gedeelte er van, niet in buitengewone omstandigheden, maar per se, ook te gebruiken voor het verrichten van politiedienst. De geschiedenis der sedert opgeheven cavaleriedetaehementen op Javawaarvan met een enkel woord gewag werd gemaakt in de beschouwing van het werk van den Belgischen Ge- neraal Lahure, in liet eerste deel van den jaargang 1880 van dit tijdschrift, en alle vroeger in het werk gestelde, doch schipbreuk geleden hebbende pogingen om ook in Jndië eene Maréchaussee op te richten, gelijk in Nederlandhebben bewezen, dat het geene aanbeveling verdient, onze Indische Cavalerie ook in normale tijden politiedienst te laten verrichten. Wat de vroeger bestaan hebbende detachementen Dj aijang-sekar konden doen, hebben de latere, in hunne plaats gekomen cavaleriedetaehementen bewezen, niet te kunnen doen. Daartoe hebben vele omstandigheden medegewerkt. Vooreerst waren de commandanten dier detachementen vaak nog zeer jeugdige officieren, die de ïioodige ervaring misten. Ook hunne verhouding tot den regimentscommandant bond lien meer hoe goed dit ook in vele opzichten uit een zuiver militair oogpunt moge geweest zijn dan de vroegere commandanten der Dj aijang-sekar, oudebeproefde dienaren, die wel is waar zonder examen den officiersrang verwiervenmaar uit de meest verdienstelijke onderofficieren van het regiment gerecruteerd werden en eigenlijk slechts aan den resident ondergeschikt waren, die lien in den regel weinig controleerde. Eu toch heeft men van die detachementen Dj aijang-sekar nooit zoo vele klachten gehoord als van de latere, in hunne plaats gekomen cavaleriedetaehementen. Wij behoeven het geheim hiervan niet verder te ontsluieren, maar zeggen slechts, dat elke reorganisatie geene verbetering is en het denkbeeld om aan het bestaan dier onder civiel beheer staande ruiterij, wier vijf en zestigjarig bestaan bewezen haddat ze aan het doel had beantwoordeene fout is geweest. Hadden de Djaijang-sekar nu nog bestaan, wellicht waren ze, met het oog op de hangende plannen der ndische Regeering tot reorganisatie van het poli tiewezen op Java en Madoeraaanmerkelijk in sterkte toegenomen en het leger had in oorlogstijd over meer ruiterij kunnen beschikken dan nu ooit het geval kan zijn, zelfs al wordt het politiewezen in het bezit gesteld van 1200 hereden agenten!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 663