67
moet meer doen. Zij moet, volgens hem, onze bezittingen ook behouden,
ten einde ze, zedelijk en stoffelijk ontwikkeld, aan het nageslacht te
kunnen overmaken. Dat moet de Nederlandsche Marine doen. Voorwaar,
eene grootsche en verhevene taak.
„Maar daarvoor is het in de eerste plaats noodig, dat zij eene Neder
landsche marine zij en blijve, en dat het personeel in geestkracht, in
zeemanskennis, in stoutheid en ervaring, zij en blijve Nederlandsch.
Geene Koloniale marine, onder welken naam of vorm ook, al veronder
stelt men, dat al de schepen voor de Indische dienst goedkooperen doel
matiger in Indie gebouwd zouden kunnen worden; want wat men al
zoodoende op de schepen uitzuinigt, verliest men in eigenschappen van
het personeelen wat de schepen in doelmatigheid zouden kunnen ge
wonnen hebben, zou door de mindere geschiktheid van het personeel
geene vergoeding aanbieden. Een goed Nederlandsch personeel, dat niet
dooi langdurige koloniale diensten, met gebrekkige ingewanden en een
ondermijnd zenuwgestel een Europeeschen vijand onder de oogen moet zien,
maai dat krachtig van lichaam en sterk van geest iszal met een min
der doelmatig vaartuig wonderen verrichten, terwijl het keurigste en
doelmatigste schip in handen van uitgeputte gestellen, de vlag geene eer
zal kunnen aandoen. Het Indische leger verkeert in geheel andere om
standigheden dan het personeel der marine, dat tegenwoordig onder de
tropische zon geblakerd, en door de warmte der stoomketels verzengd
wordt. Wanneer de vroegere zeilmarine niet bestand was tegen de scha
delijke inwerking van het klimaat alleen, hoeveel minder zal men dan in
den vervolge bestand kunnen zijn, nu zich de nog schadelijker inwerking
van den stoomketel in ijzeren vaartuigen er bij voegt. Men denke niet,
dat het personeel even goed kan aangekweekt worden, onverschillig of de
schepen bij uitzondering of grootendoels op Java gebouwd worden. De
uitkomst zou het tegendeel leeren, maar niet voor dat het personeel met
al zijne goede traditiën verloopen zou zijn, terwijl men veel meer geld
zou willen uitgeven, dan door den aanbouw op Java vermeend wordt te
zullen gespaard worden, en wel door een even groot personeel, als in
Indiè dienst doet, alleen tot oefening, in opzettelijk daarvoor te bouwen
schepen, buiten de verzengde luchtstreek in dienst te houden. Men zal
later eerst bespeuren, welken heilzamen invloed het varen naar Indiè in
de stoomschepen 4e klasse op de zeeofficieren gehad heeft. Wat de meer
dere doelmatigheid betreft, deze kan alleen bestaan in betere luchtver-
verschmgwant de doelmatigheid als oorlogschip kan in Europa beter
beoordeeld worden dan op Javaen zoo die betere luchtverversching op