68 Java kan worden verschaft, zonder aan de doelmatigheid van het oorlog schip te kort te doen, dan kan zij ook in Europa worden aangebracht, al moest zij gedurende den overtocht naar Java tijdelijk buiten werking gesteld worden. Door het bouwen op Javamet, zooals tot nog toe geschiedde, uitsluitend van zeer weinig diepgaande vaartuigen, maar van al de vaartuigen voor de Indische dienst, zal het gehalte van het per soneel der .marine verminderenzullen de schepenals oorlogschipniet doelmatig ingericht, en de kosten, in plaats van te verminderen, vermoe delijk grooter worden. Het leidt tot den ondergang der Nederlandsche en tot herstel der Koloniale marine, waarvan wij, voor de verdediging der bezittingen, voor de bescherming onzer nationale belangen en tot hand having der nationale eer, in redelijkheid zeer weinig zouden mogen ver wachten". ïTiet alle deskundigen zijn echter deze meeningen van Kolonel Jansen geheel toegedaan. Anderen zijn er geweest, die steeds het denkbeeld heb ben voorgestaan, dat er, even als een Indisch leger, ook eene afzonder lijke Indische marine kan en behoort te zijn. In de vorige eeuwen behoefde er geene sprake te zijn van eene afzon derlijke Indische of eene als onderdeel der Nederlandsche in Indié dienst doende marine. De O. I. Compagnie had immers hare eigene oorlog schepen, bemand met in hare, niet in Staatsdienst zijnde matrozen en soldaten. Onze heerschappij rustte toen in den Indischen archipel ook op geheel andere grondslagen. Het hoofddoel van het Indisch bestuur was eerst meer het drijven van een voordeeligen handel dan het heffen van schattingen of belastingen, het vertoonen der vlag in naburige sta ten, het vermeesteren van onafhankelijke landen of het onderdrukken van uitgebroken opstanden. Handel was toen hoofdzaak. De zeemacht kon toen daarom in den archipel minder talrijk en toch goed zijn. La ter is hierin eene groote verandering gekomen. Uit het handelslichaam der O. I. Compagnie ontstond eindelijk een Staatslichaam. Toen de Aziatische bezittingen in handen van den Staat kwamen, was in den Indischen archipel nog eene kleine vloot te vinden. Wat er nog was ging in 1806, toen de Engelsche Admiraal Pellew zich in dezen ar chipel vertoonde, volgens de mémoires van den oud-Raad van Indie, den Generaal-Majoor titulair Mr Baron Naliuijs van Burgst een ooggetui ge door het schandelijk beleid van den Hollandschen Admiraal Ila) t~ sinck verloren. Onder Daehdels en Janssens was er dan ook geene Ma rine om den uit Britsch-Indië komenden vijand te wederstaan. "W einige jaren nadat het Nederlandsch gezag in deze koloniën gevestigd was,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 79