- 70 was natuurlijker dan dat Van clen Bosclina zijne aftreding als Gouver neur-Generaal, Minister van Koloniën wordende, reeds in 1835 liet voort durend bestaan dier marine krachtig begon te ondermijnen? Eerst in 1838 beval de Koning hare ontbinding. De civiele Marine moest worden uitgebreid met 3 stoombooten, 1 a 2 transportschepen, 20 schoeners en 40 kruisprauweno. m. bemand met 150 a 200 Europeesche matrozen. Dat was het Indisch maritiem ideaal van Generaal Van den Bosch. Doch de ontbinding der koloniale marine stuitte op bezwaren in Indië, die de uitvoering er van wat lijdelijke tegenwerking vermag! tot 1842 en 1843 vertraagde. Eerst toen werden de nog bruikbare elementen bij personeel en materieel ingelijfd bij de Koninklijke Nederlandscheen behoorde de eigen lijke Indische militaire marine tot de geschiedenis. Geen nooddat di^ zoo blijven zal. Er zijn indrukken ook verkeerde, zoo als die van Kolonel Jansen welke slijten moeten, vooral ten aanzien van Indië. Maakt de Heer E. De Waal met het hier aangekondigde reuzenwerk propaganda en daar twijfelen wij niet aan dan zijn we eene gewichtige schrede verder om in het bezit eener eigene Indische militaire Marine te komen. Eerst afscheiding der llollandsche en Indische tinanticn, waar toe deze oud-Minister van Koloniën medewerkt. Daarna wijziging van het Reglement op het beleid der Regeering van Ned.-lndië, waarbij natuurlijk de beruchte artikelen 41 en 42 ook flink onderhanden genomen zullen wor den, die wij, volgens het rapport der beroemde Staatscommissie van 1803 en Mr P. Mij erden oud-Gouverneur-Goneraal, aan jegens den Gouverneur- Generaal van Ned.-lndië ongehoorzame Nederlandsche marineofficieren te danken hebbenZijn finantieele en staatsrechtelijke verhoudingen tusschen moederland en koloniën in dien zin goed geregeld dan is de weg gebaand tof het bezit eener eigene Indische marine, die niet langer als de tegen woordige halfslachtige, volgens den Heer De Waal nog zoo duur nietals de kanker aan de Nederlandsche knaagtzoo als een Minister van Marine tusschen 1860 en 1870 zeer duidelijk heeft gezegd. Die Minister van Marine zeide namelijk op 13 Maart 1867: „De kanker, die 30 jaren lang aan het budget van Marine geknaagd heeft, en ook als zoodanig is opge geven was het voorzien in de behoefte van de dienst van Nederlandsch- Indië". Dit gezegde werd meermalen met instemmingook in 1874 in de Staten-Generaal herhaald. Over de gepastheid van het gekozen beeld jegens de voedster van het moederland in die 30 jaren zal de Heer De Waal zwijgen, maar die Minister van Marine bedoelde, dat die kankerphase was begonnen met het begin der opheffing van de koloniale marine in 1838. Is het ongeoorloofd, der kolonie aan te wrijven wat van het budget van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 81