- 71
Marine door wanbeheer werd verspild men denke aan de erkende over
daad bij de marinewerven of marinedirectiënwant zelfs de niet doortas
tende Admiraal Rijk, die de 5 direction liet bestaan, vond vóór 1844
eene jaarlijksche bezuiniging van 370.000 mogelijk, zoodat dus van
1839 1843 alleen daaraan 1.850.000 le veel was betaaldeene som die
toen de kosten van 25 schoenerbrikken vertegenwoordigde, uitgerust en
alis het ook niet weg te cijferendat steeds alle voorzieningen aan
de Nederlandsche oorlogschepen in Indië, ook die ter instaatstelling tot
de terugreis van schepen, die daarna voorgoed in Nederland blevenwaar
van dus het budget der Marine voordeel trok, door de kolonie betaald
werden; is het ook niet weg te cijferen, dat Koloniën, zoo als blijken zal,
vaak door Marine bekocht werd, zoodat dus op die kankerphrase niet
iets, maar veel af te dingen valt; zoo moet niettemin met dat door in
stemming der Staten-Generaal bekroond ministerieel gezegde rekening ge
houden worden. Het is in het voordeel van Indië.
De koloniale civiele marine heeft onder verschillende vormen in Indië
altijd bestaan. Zij telde, dus lezen we in een in de nummers 55, 56 en
57, jaargang 1878, van het „Algemeen Dagblad van Ned.-Indië" geplaatst
verdienstelijk opstel van eene zeer bevoegde en ons bekende hand, meest
niet anders dan licht gewapende roei- of zeilvaartuigen (geeno schepen)
die allen bemand waren met Inlanders. Ook de djoeragans (gezaghebbers)
waren Inlanders, en bij uitzondering koos men daarvoor met Europeanen
gelijkgestelden. Bedoelde vaartuigen, meerendeels kruisbootenwerden
beheerd door een officier der koloniale marine en waren in flotilles ver
deeld, die nu hier dan daar dienst deden of wel vaste stations hadden
en dan uitsluitend ter beschikking van de hoofden van gewestelijk bestuur
stonden. Buitendien heeft men ook nog meesttijds residentievaartuigen
en zelfs residentie-marines gehad, die, buiten de bemoeiingen van den
genoemden zeeofficier, geheel onder beheer der gewestelijke besturen ston
den. Zoo had men de Marine van Menado, van Amboina, van lliouw
enz., en nog heden (1878 althans) bestaan'in enkele gewesten overblijf
selen van die curieuse garnalen-vloten. Eerst in 1835 werden, naast de
kruisbooten, ook civiele schoeners in dienst gesteld, die in 1835, 12
en in 1845, 6 bedragende, in 1855 verdwenen ook met Inlanders
bemand waren en buitendien aan Europeesch personeel een gezaghebber
met drie stuurlieden en een konstabel hadden. Het geheel heette nu
Civiele schoeners en kruisbootenwelke benaming in 1842 veranderde in
(iouvernements schoeners en kruisbooten. Nadat de schoeners uitgestorven
waren en in 1859 daaraan stoomschepen toegevoegd werden, is die be-