72
naming in 1861 overgegaan in Gourernements-marinesedert 1868 sa
mengesteld uit (Gouvernements-) stoomschepen, gewapende en adviesboo
ten beiden in benaming en bewapening verschillende van de kruisbooten,
maar overigens daarmede in hoofdzaak gelijksoortig en eindelijk de
bebakeningsvaartuigen. Die gouvernementsmarine is zoo als de oud-
Minister De Waal zegt in deel III, pag 5, zijner Indische financiën"
„in vele opzichten eene wezenlijke hulp voor de oorlogmarine", dus geen
ondingzoo als de oud-Minister Fransen van de Putte in 1877 beweerde»
te minder, zoolang Indië zijne eigenlijke koloniale marine niet terug heeft
gekregen. Ofschoon naar de regelen voor het burgerlijk personeel bezoldigd
en behandeldligt deze marine tegelijk onder eenige militaire verplich
tingen, zoo als tucht en oefening in den wapenhandel. Blijkens de om
schrijving van hare taak zie Staatsblad N° 20 van 1849 heeft zij
wel degelijk tevens militaire diensten te doen en werkte zij dan ook bij
een aantal krijgstochten op geenszins te versmaden wijze met de oorlogs
marine en het leger sam en.
Uit deze schets blijkt, dat zoowel de civiele marine als de gouverne
mentsmarine, hoedanig ze ook samengesteld waren, ten allen tijde in ha
re bestemming en inrichting geheel onderscheiden zijn geweest van de
koloniale en Indische militaire marinealsmede van het auxïliair eska
der en de Koninklijke Nederlandse he marine. De vier laatste machten
waren of zijn altijd oorlogsmarine in internationalen zin, en de beide
eerste hebben altijd een civiel karakter gehad, wier personeel nooit de
rechten van den militairen stand zijn toegekend en welker schepen ook
nooit de rechten hebben gehad van oorlogschip.
Bestendigde men alzoo na de opheffing der koloniale marine, de civiele
marine onder den naam van gouvernements schoeners en kruisbooten,
het auxïliair eskader en de koloniale marine losten zich nu in een Ne-
derlandscli eskader op. Van 18421867 was de Indische oorlogsmari
ne een eskader der Koninklijke Nederlandsche, waaronder men tevens de
enkele bodems begreep, die in de officiersboekjes der Marine voorkwa
men als „behoorende aan het departement van Koloniën" (zie De Waal,
III) omdat ze rechtstreeks uit de koloniale geldmiddelen betaald waren
maar ook deze vaartuigen werden, even als de andere, door de Koninklijke
Nederlandsche bemand. Bij Koninklijk besluit van November 1866, uitge
voerd in 1868, werd die oorlogsmarine gesplitst in schepen, afgezonderd van
's rijks zeemacht om tijdelijk in Indië te worden gebezigd, en schepen, mede
door de Koninklijke Nederlandsche bemand, bestemd om in Indië te blijven.
Deze laatste marine werd in dat besluit genoemd de zeemacht van Ne-