78 inbegrip van de militairen voor memorie, zoo als de instructeurs bij de pradjoerits en barisan, enz. op ultimo 1879 (71 Europeesche en 15 niet- Europeesche militairen beneden den rang van officier, die niet in de le- gersterkte begrepen zijn, omdat zij niet op de legerbegrooting verant woord worden) zou men dan 34085 (16f 2x) 340,85 combattanten ware strijders, krijgen? Yerre van dien. Onze garnizoenstroepen tel len niet geheel voor de dienst te velde valide militairen, zoo als benting- dienstdoeners en bergklimaters. Dan lieelt men nog de militaire schrijvers, het militair bedieningspersoneel der hospitalen, het papillencorps en andere seden taire corpsen, de verschillende magazijnsknechten en ordonnansende van het veld leger bij sommige speciale diensten in en buiten het leger (ter beproeving voor eenige betrekking van specialen aard of tot noodhulp) gedetacheerde)!, zoo als bij de staf muziek, de topographische dienstde militaire hospitalende Marine (geograpliiscke dienst) 's Lands drukkerij, enz. x is dus nog groo- ter! Er schiet derhalve van de door het hier bedoelde verslag gepubli ceerde sterkte van het leger eene zéér geringe sterkte over voor het eigenlijke veldleger. Dat cijfer wordt niet gepubliceerd! Eene suppletie van 1500 man slechts voor 1881 is bepaald te gering. Wij merken op, dat slechts 55 officieren ontbreken aan de formatie op ultimo 1879. Zijn dat officieren, die 1495 van de sterkteZijn dat Indische officieren? Neen. Vooreerst zijn daarvan 74 adjudanten-onder officier en dan 103 officieren van het Nederlandsche leger; dus eigenlijk slechts 1495 (103 -+- 74) Indische officieren Neen, er schuilen onder deze 1318 Indische officieren nog 18 vreemdelingendie voor vijf ja ren hunne diensten als officier van Gezondheid der 2e klasse aangeboden hebben. Rest dus 1300 officieren, waarop het Indische leger in staats rechtelijken zin kan rekenen. Formatie 1550 Te kort 250 Luitenants op 1 Januari 1880. Te kort op 1 Januari 1879 201 Luitenants. Nu zegt het hier aangekondigde verslag, dat er een „grooten vooruitgang ten aanzien der aanvulling van het officierscorps" te getuigen valt! Kan dit ook worden getuigd van de aanvulling van het Europeesch element beneden den rang van officier? Op 1 Januari 1879 bestond 49.', der Europeesche militairen beneden dien rang uit vreemdelingen Den 1 Januari 1880 bedroeg dat cijfer 50Jj- °/0 Geen vooruitgang dus. „Het behoeft wel geen betoog" zegt de Haagsche steller „dat hierin slechts trapsgewijze verbetering kan worden gebracht, naarmate het aan- Blijkens het vorige „Koloniaal verslag" liet jaar te voren 11.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 89