79 tal suppletietroepen verminderd en daardoor de gelegenheid gevonden kan worden om eene meer gewenschte verhouding te brengen tusschen het aantal Nederlanders en vreemdelingen". Ja, dat is nog al duidelijk! Axiomata behoeven geeue toelichting! Maar wat er ge daan moet worden om meer Nederlanders naar Indië te zenden, zegt ons die steller niet. Dat er 1296 970 of 326 Amboineezen op ultimo 1879 overcompleet waren, is zeker een verblijdend verschijnsel en bewijst, dat met gunstiger bepalingen voor de werving meer Amboi- xeezex in het leger te halen zijn dan 970, volgens de (tegenwoordige) formatie, al zal het ook moeilijk zijn om de bekende redenen er 1406, volgens de normale formatie (van 1853) bij elkander te krijgen. Maar blijdschap wordt getemperd, als men weet, dat onder die 1296 Amboi- neezen (en Menadoneezen109 Alfoersclie (of Ternataanscheheidenen gerekend worden; of zijn: slechts 1187 Amboineeze», d. i. dus boven de sterkte 217. Zou dit cijfer niet met 250 of 300 op te voeren zijn? Zeker wel. Het Afrikaansch element zal binnen een paar jaren in het Indische leger niet meer bestaan. Middelen althans ernstig gemeende schijnen niet te worden beraamd om, nu Nederland in Afrika geene koloniën meer bezit, de aanvulling er van of uit onze West-Indische koloniën te puttenzooals bij de Koninklijke Nederlandsche Marine tegenwoordig geschiedt voor hare neger- ma Hozen of die aanvulling zooals de Hertog van Saxen-Weimar, oud Commandant van het Indische leger, reeds vóór 1830 aan den Minister van Oorlog, Prins Frederikhad geadviseerd te zoeken in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, door het oprichten aldaar van een of meer werfbureaux. Deze Amerikaansche negers zijn geene half, wilden ten minste. Tusschen 1876—1879 dienden een 30 tal van dezen, als Amerikanen meerendeels, in het Indische leger. Ver gelijkingen tusschen hen en de Afrikaansche negers zijn niet gemaakt, daar men de eersten allen bij de Artillerie indeelde, en de laatsten, als van ouds, hij de Infanterie bleven. Hoeveel negevmatrozen de Marine telt, is ons onbekend; doch wij weten wel, dat zij in onze West-Indische, koloniën aangeworven worden. Welke bezwaren onze regeeringen daar ma ken in het aanwerven van negersoldatenkunnen wij niet gissen. Misschien houden de bezwaren, in Suriname althans (maar wat is er dan op Curasao verband met de nog niet opgeloste quaestie van het verkrijgen van vol doende werkvolk voor de plantages, tengevolge waarvan sedert jaren eene immigratie van vreemde arbeiders (ook Chineezenplaats heeft. Sedert Saxen- Weimar de oprichting van werfbureaux voor negersoldaten in de United States voorstelde, zijn wij eene halve eeuw verder, en heeft Nederland zijne

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 90