80 werfbureau* in Duitschlanól en Zwitserland moeten opheffen. Zou de regeering te Washington echter bezwaren van politieleen aard maken, indien de voorzichtigebeleefde en bescheideue Nederlandsche diplomatie do noodige stappen in het belang dier werving deed? Negers genoeg, zou zij antwoorden, en uit Heptworth Dixon's „White conquest" een werk voor staatslieden, niet het minst voor Indische, die de gevolgen eener Chineesche emigratie willen bestudeeren ontwaart men spoedigdat negroes en scalawags (voor Indie met „gladakkers" te vergelijken) inde schatting van Albion's niet gecroiseerde nakomelingen bijna op dezelfde hoogte staan. Dat is zeker, eene aanwerving van Amerikaansche negers zou ons leger, bij welslagen, sterke, moedige, in ouze oogen ietwat beschaafde en IlollandschEngelsch of Fransch sprekende reuzen be zorgen, die ons niet meer zouden doen denken aan werving van Ja panners, Persen, Hindoes, Ghineezen Papoeas, Dajaks, NiassersA.l- foeren, Hottentotten Bataks en Atjehers zullen natuurlijk volgen) of andere vreemdsoortige of liever onmogelijke elementen voor de Indische leger- bevolking. Eene andere vraag is het echterdoor welk element moet het Afrikaanschbij verdwijning uit het Indische leger, vervangen worden. Er zijn 246 Afrikanen volgens de formatie, 246 maar! De mogelijkheid bestaat om 250 Amboineezen boven de formatie te houden. Zoude het dan geene aanbeveling verdienendie Afrikanen liever door Amboineezen dan door Europeanen, waarvan 49 a 50 °j0 vreemdelingen zijnte doen vervangen? In militaire waarde staan de Amboineezen zeker hooger dan het gros dier vreemdelingen (Wallons-Fransquillons en Franschen). De aanvulling van het officierscorps blijft gebrekkig, al durft het ver slag te getuigendat er groote vooruitgang te bespeuren is. Het Indisch officierscorps is in twee groote deelen verdeeld: het deel in de legerfor- matie en het deel er buiten, dat vertegenwoordigd wordt door de officie ren op non-activiteit, voor memorie, met buitenlandsch verlof of gedetacheerd bij het Nederlandsche leger. Het verslag geeft te dien aanzien op ul timo 1879 de volgende cijfers: I. In de formatie1550. j a. non-actief en voor memorie. 14. II. b. in Nederland gedetacheerd 9. c. met buitenlandsch verlof. 206. Feitelijk verschilt dus het Indisch officiercorps weinig in hoofdental met het Hollandsch. Daaraan behoort steeds te worden gedacht. Bil lijk is het dus, dat van de 400 op de Militaire Academie te plaatsen cadetten, 200 voor het Indische leger mogen zijn. Hiervan zijn 138

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 91