DE AMBTELIJKE VERHOUDING HET CIVIEL EN MILITAIR GEZAG IN NED.-INDIË. Het beginseldat het civiel gezag in Indië met het hoogste gezag moet worden belast, is een gezond beginseldat in alle codificatiën van het Indische staatsrecht op den voorgrond heeft gestaan. In de „Instructie voor Pieter Both, Gouverneur-Generaalen die van den Baad van Indienhierna verklaardover alle fortenplaatsenkan toren, personen en negotie van de vereenigde Oost-Indische Comp. der Nederlandsche provinciën, gegeven bij de Gecommiteerden van de Oost-Indische Kamer te Amsterdamenz", van 1609 las men reeds ad art. 30: „De Gouverneur-Generaal en zijn Raad zal magt en authoriteit hebben, om alle en iegelijke personen, in dienst van de Comp. in Indië zijnde, te gebruiken, zenden en te verzenden op alle plaatsen, in alle commissiën, zulks zij ten meesten dienste van de Comp. goed en raadzaam vinden zullen". In de „Ordonnancie en Instructie voor den Gouverneur-Generaal en de Raden van India gearresteerd ter Vergadering van XVIIcn, binnen Middelburg, den 22sten Augustus 1617, leest men ad art. 8: „Zullen mede de voor schreven Gouverneur en Raden van Indië magt en authoriteit hebben gelijk hunlieden dezelve magt en authoriteit wordt gegeven mits dezen, niet alleenlijk om in alle civiele en criminele en hals-zaken regt te doensententie te geven en dezelvezonder admissie van eenig ver der appel of provocatie, ter executie te stellen, maar ook in alle forten, kantoren en plaatsen en schepen te leggen, vernieuwen en veranderenvan de eene plaats naar de andere te zendenvan hunne ambten en officiën te deporteren, en met of zonder gage naar huis te zenden, daar en zoo hunlieden gelieven en goed dunken zal, al TUSSCHEN

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 226