283
tacheerd officier, die, bij bet Indische leger overgeplaatstoorspronkelijk
geacht werd, de jongste van de 2c Luitenants zijner benoeming te zijn,
maar later op verzoek gesteld werd op die plaatswelke hij moest innemen
volgens de algemeene lijst, waarvan ik reeds boven gesproken heb. Die
voorbeelden bewijzen, dat die lijst bewaard wordt en van kracht blijft.
Hijdie den 2™ Luitenant A. als ouder in rang beschouwt dan den 2en Lui
tenant B.kan als reden daarvoor opgevendat de eerste reeds eenigen
tijd in Indië gediend heeft en dus beter op de hoogte is van Indische
toestanden en militaire voorschriften; eveneens, dat na verloop van mis
schien korten tijd de officier A. bevordérd wordt, vóór dat zulks het geval
is met den gedetacheerden officier B. Deze redenen zijn echter slechts
van betrekkelijke waarde. In de eerste plaats vermeen ikdat de ancien-
neteit van officieren niet kan geregeld worden naar den korteren of lan-
geren diensttijd in Indiè. Daarenboven, hoewel de bevordering tot len Lui
tenant in Indië thans spoediger plaats heeft dan in Nederlandzoo is
dit niet altijd het geval geweest, en zal dit ook misschien niet altijd
zoo blijven.
Aan te nemen, dat de Luitenant B. het als eene gunst moet beschouwen
bij het Indische leger gedetacheerd te worden en zich dus naar de om
standigheden moet schikken, gaat m. i. niet aan. Toen het wenschelijk
werd geoordeeld, dat officieren van het Nederlandsche leger gedetacheerd
werden bij dat in Indiëheeft de Indische Kegeering daartoe het initiatief
genomen. Yan gunst alleen kan hier dus geene sprake zijn.
Mochten er nog andere bezwaren tegen mijn gevoelen zijndan zal het
mij aangenaam wezen, die te vernemen. Ik wil gaarne mijne eigene mee
ning prijs geven voor eene betere.
Een officier van het Nederlandsche leger.
Maatregelen tot tegengang van het goedverkoopen.
Hoeveel is er al niet geschreven, gesproken en verordend over het groote
euvel, dat steeds meer en meer in ons leger voortwoekert, n. 1. het goed
verlcoopen? En hoe weinig waren de resultaten!
In de A. O. van 1870, No. 151 vleide zich de toenmalige Legercom
mandant, Generaal Kroesenmet de hoop, dat door het opvolgen van het
G. B. dd. 3 October 1870, No. 1 het goedverkoopen grootendeels zou
ophouden. Bij dit besluit werd namelijk voor de Inlanders en daar
mede gelijkgestelden het koopen of in pand en bewaring nemen van