HET BEHOUD YAH HET AFRIKA AH SCHE ELEMENT BIJ HET INDISCHE LEGER, De Heer Sloet tot Oldliuis schreef bovenstaande, door ons als motto gekozen regelen in den jaargang 1862 van zijn tijdschrift. Of daaraan door de Nederlandsche regeering aandacht gewijd is, hebben we niet na kunnen gaan. Toen wij die woorden lazen, ge voelden we lust genoeg, de quaestie der werving van Amerikaansche negers voor het Indische leger aan onderzoek te onderwerpen. We begonnen na te gaan, wat de literatuur daarvan opleverde, stel den ons in verbinding met een der geleerdste uitgevers in Ne derland en ontvingen van hem den catalogus der boekerij te Para maribo. Onze oogst was, dit bekennen we gaarne, zeer schraal. We lieten ons daardoor niet ontmoedigen. Met behulp van eenige statistische gegevens, betreffende de Amerikaansche negerbevolking uit een aardrijkskundig werk van den laatsten tijd cn de werken van Heptworth Dixon en James Pikegewezen minister-resident van de Vereenigde Staten te 's Gravenhage, hadden we eene opper vlakkige voorstelling verkregen van den socialen toestand des Amerikaanschen negers na het einde van den oorlog tusschen de Noordelijke en Zuidelijke staten der Unie, terwijl de „Koloniale ver slagen" onzer West-Indische bezittingen ons dien toestand moesten doen kennen, nadat ongeveer tegen hetzelfde tijdstip de emancipatie der negerslaven in Suriname en op Curacao en onderhoorigheden tot stand was gekomen. De aan eene mededeeling van een der oudste Indische ingezetenen ontleende wetenschap, dat de Hertog van Saxen-Weimaroud-Commandant van het Indische leger, in de jaren 1825 en 1826 eene reis had gemaakt door de Vereenigde Stalen en na zijne terugkomst aan den toenmaligen Commissaris-Generaal Zoude het kabinet van Washington niet g'edoogen, dat door onze regeering in de Vereenig de Staten eene vaste werving onder de negers opgerigt werd voor ons Indisch leger? (Tijdschrift voor staathuishoudkunde en statistiek door Mr. B. W. A. E. Sloet tot OldhuisXXIIe deel, pag. 182.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 379