392 vatiepost. Is zoowel de waarnemer als de soldaat-scliij venplakker gedekt, dan laat men met het schieten beginnen. Den schijfaanwijzer laat men nu in den bovenbedoelden stand, tot dat men een anderen schijf wil gebruiken. In het laatste geval laat men hetzij voor denzelfden of een anderen afstand altijd na het vóórlaatste schot op den gebruikten schijf en nadat waarnemer en schijfplakker na dat schot weder gedekt zijn, den gebruikten schijfaanwijzer met den gewenschten verwisselen. Mocht men zich tegelijkertijd op eenanderen afstand van den schijf willen begeven, dan laat men den gewenschten schijfaanwijzer met het front naar den kogelvanger houden. Het kader, dat met de waarneming is belast, moet bij het aanwijzen van elk schot naar den schijfaanwijzer zien. Ziet de waarnemer een ander nummer in den aanwijzer, dan blijft hij, met de vlag zichtbaar omhoog en steeds front naar den schutter makende, staan en laat het verlangde aantal schijven plaatsen. De persoon, met de verwisseling van de schijf aanwijzers belast, ziet toe, dat deze slechts op bekomen last en het daarvoor bepaalde tijdstip mag geschieden. Yoor de verwisseling der schijfaanwijzers zijn hoogstens twee personen een onderofficier of korporaal en een fuselier noodig. De winst aan tijd, door deze regeling verkregen, kan ten bate van het onderricht worden gebruikten het gebruik van signalen zoo als nog wel eens geschiedt vervalt daardoor J. J. G. 'tSas, le Luitenant der Infanterie. Provoost- en cachotgeld. Toen ik in 1877 adjuoant was bij het le garnizoens-bataljon van Groot-Atjehbestond dat corps uit 12 compagniën, verdeeld over 13 pos ten. Daar destijds de provoost- en cachotgelden van alle militairen in Atjeli in het fonds der militaire cantine te Kotta-Radja gestort moesten worden, werden deze gelden bij mijn corps maandelijks door de dctachc- mentscommandanten aan den corpschef te Pakan-Badak gezonden, en was ik hierdoor in de gelegenheid, op te merken, dat hot gezamenlijk bedrag der aldus overgemaakte sommen betrekkelijk zeer groot was. Het le garnizoensbataljon toch was 1500 onderofficieren en man schappen sterk en het maandelijksch (totaal) bedrag dier gelden bedroeg gemiddeld 150, d. i. dus f 0,10 per hoofd van dc feitelijke sterkte van het corps.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 399