658 Vereeniging ter beoefening van de krijgs wetenschap (te 's Hage.) 18801881, Il«' verslag. (Bijeenkomst op 24 November 1880). 's GravenhageC. Van Doorn en zoon, Hof- Boekhandelaren. 1881. Met zijn opstel over de vermindering der Indische Cavalerie in den jaargang' 1880 van den Militairen Spectator achtte de Kapitein van den Generalen staf F. De Bas zijne taak niet volbracht. In eene op 24 No- vembervanhet vorigejaar in de „Vereeniging ter beoefening van de krijgswe tenschap" te 's Gravenhage gehouden bijeenkomst hield hij vervolgens eene voordracht over Het vraagstuk der Cavalerie in Nederland en in Neder- landscli-lndië. Behalve de quaestie der bewapening van de Indische Cavalerie met een repeteer-karabijn, bevat de verhandeling zelve, na hetgeen over de reductie der Cavalerie in Inclië in de hierboven aangekondigde opstellen in den Militairen Spectator van 1880 en den Indischen Gids van 1881 geschre ven is, voor Inclië weinig nieuwe gezichtspunten. Als middel om de aandacht in Nederland levendig te houden op de hoofdquaestie zelve was zij echter uitstekend. En daarom verrichtte de Kapitein De Bas ook hiermede ee ne goede daaddie hem ongetwijfeld op nieuw de erkentelijkheid heeft doen verwerven van het officierscorps der Indische Cavalerie. Het meenings- verschil in de over de gehouden voordracht ontstane debatten tusschen de heeren De Bas en E. K. A. De Neve (die als Indisch officier daaraan deel nam) leidde tot het resultaat, dat de bedoeling van den eerste over het doen verrichten van politiediensten door de Indische Cavalerie geene andere is dan die, voorkomende in de reeds boven aangehaalde beschou wing in dit tijdschrift over het werk van den Belgischen Generaal Lahure. Ten einde het wellicht in Nederland door de debatten ontstane ver keerde denkbeeld te bestrijden, als of men in Inclië niet even goed zoude weten, dat eene repeteerkarabijn boven de Remington-achter- laadkarabijn te verkiezen is, achten wij ons verplicht, op te mer ken, dat de commandant van het regiment Cavalerie reeds in 1876 de invoering van eene repeteerkarabijn had voorgesteld. De Minister van Koloniën was echter tegen eene bewapening met karabijnen en wilde die uit revolvers doen bestaan. Het meenings verschil loste zich op in eene beslissing voor de bewapening met Amnion-karabijnenomdat die ook bij de Neclerlandsche Cavalerie goed voldeden. Voorloopig is men in In dië met deze ministerieele concessie van begin 1880 tevreden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 665