98
maar ook bij de officieren te constateeren. Laten wij het bekennen en
zoodoende trachten hen, die er nog niet mede behebt zijn, te waarschuwen,
dat zij zich wel wachten, die slechte eigenschappen over te nemen. Laten
zij hunne zelfstandigheid behouden tot in den avond huns levens en wel
bedenken, dat hun, bij het bezit van die sehoone eigenschap en eene
getrouwe plichtsvervulling, geen kwaad zal geschieden; zij zullen zich
sterk gevoelen tegen hunne vijanden en, in hoogere betrekkingen gekomen,
niet aarzelente zeggen waar het op staat. Het leger wordt gereleveerd
door zulke mannen in zijne hoogste rangen en moeten zij hunne positie
aan 's lands belang opofferen, zoo als de Generaal Schimpfdan zal hun
naam nooit vergeten worden.
He quaestie welke in de hier aangekondigde brochure behandeld wordt,
werpt een zeer treurig licht op de wijze, waarop de belangen van den
Staat door personen kunnen behartigd wordendie het grootste vertrouwen
der Natie heeten te bezitten. De eerbied voor en het prestige van de
zoogenaamde hooge Indische autoriteiten zijn klanken geworden. Het
ware in het belang der kolonie te wenschen, dat hun, die zich in het
incident Van der Heijden onmogelijk hebben gemaakt, de bevoegdheid
tot, regeeren voor altijd ontzegd werd. Ons gezag in de koloniën, dat
reeds zoo veel geleden heeft, moet krachtig hersteld worden. Niet alleen
bekwaamheid maakt iemand geschikt, te regeeren; het gezag modt mo
raliteit, rechtvaardigheid en goede trouw tot fundamenten hebben; en zij,
die in hooge betrekkingen geplaatst, daarmede spotten, verdienen do
algemeene verontwaardiging! Zien wij de toekomst niet donker in, maar
houden wij ons krachtig aaneengesloten.
Wat de schrijver over het incident Van der Heijden zegt, zullen wij
niet releveer en. 't Is een dor vele Indische perkara's, waar wij ons bui
ten wenschen te houden. Ook bezit dit gedeelte der brochure onze
minste sympathie. De schrijver bezigt daarin wel veel mooie woorden,
maar het zijn woordenhij slaat geene spijkers met koppen.
Waar hij evenwel strijdt tegen de splitsing van het militair en civiel
gezag in Atjeh en de wijze, waarop de Indische Regeering onder den
Gouverneur-Generaal Van Lansberge met het Indische leger heeft om
gesprongen, daar scharen wij ons dadelijk aan zijne zijde. Het Slotwoord
aan het Leger van den schrijver doet het hart van ieder rechtgeaard
Indisch militair goed. Wij zeggen rechtgeaard militair, omdat er, helaas,
officieren zijn geweest en nog zijn, die door hunne handelingen getoond
hebben dat zij niet vatbaar waren voor het gevoeldat uit dat slotwoord
yan den schrijver den militair moet bezielen.