99
Wanneer die officieren, over den tegenwoordigen toestand van liet
Indische leger sprekende, klaagliederen aankeffen enAmbert napratende,
zeggen„La fatigue et le dégout s'emparent des forts et des faibles,
et toute la machine se détraque, se brise, se pourrit, a une époque ou
l'espérance, seule ancre de salut cependant, est acrement pourchassée",
dan antivoorden wij hunaan wie de schuld Aan u, hovelingen van
het civiel bestuur en de Algemeene Secretarie; aan u, die neven een
civiel ambtenaar geplaatst, te weinig zelfstandigheid toondet om u te
doen gelden, die uwe opinie niet durfdet verkondigen en ter wille van
den lieven vrede de gedienstige dienaar van den civielen ambtenaar werdt
en dezen langzamerhand op het dwaalspoor hebt gebracht, dat hij ook
eene opinie over zuiver militaire aangelegenheden mocht hebben. Aan
u, die te velde zijnde, de civiele ambtenaren als officieren van den Go-
neralen staf bescliouwdet, die u in hunne tegenwoordigheid zoo beseheiden
toondetdat men veronderstellen moestdat gij met uw rang tegenover
hen uwe minderheid gevoeklet, maar die zelden afdaaldet tot wee onder
geschikten. Aan u, die u ontevreden toondet over de beslissingen van
uwen hoogsten chef, den Legercommandant, en u niet ontzaagt, achter
zijn rug, bij de Directeuren, bij den Algemcenen Secretaris, bij de
Gouvernements-secrctarisscnja zelfs bij commiezen der Algemeene Se
cretarie, er op aan te dringen, dien Legercommandant te dwingen, ten
uwen voordeele, eene andere beslissing te nemen.
Men zegge ons niet, dat wij overdrijven. Wij zouden verscheidene
voorbeelden kunnen noemen van zoodanige officierendie gerust kunnen zeg
gen, dat zij veel te danken hebben aan het leekenelement, dat het Indische
leger overheerscht. Die officieren hebben het leger veel kwaad gedaan.
Hun eenigst levensdoel was hunne carrière. Daaraan offerden zij alles
op, zelfs hunne beste militaire denkbeelden. Van zoodanigegeciviliseerde,
elementen heeft het Indische leger niets te wachten. Zij helpen de tucht
in het leger verslappen cn doen de militaire tradition verloren gaan. Zij
zijn het, die het leekenelement al machtiger en machtiger hebben ge
maakt, dat heerschappij voort tot over de kleinste onderdeelen van het
Indische leger. Aan hen hebben wij in de eerste plaats den achteruit
gang van ons leger te danken. Zij hebben niet dat gevoel van den
waren officier, dat onafhankelijkheidsgevoeldat gevoel van eigenwaarde,
dat hem zoo sterk maakt tegenover wien ook. Zij gevoelen niet, dat de
handdie de officieren aan elkander moet binden even als dat bij de
Roomsche geestelijkheid het geval is eene kracht vertegenwoordigt,
waartegen geene Regeering, veel minder één civiel ambtenaar bestand