120 troepenmacht medesleepten50 Boegineezen eener sedert ruim een jaar door den len Luitenant A. Hendriks gecommandeerde compagnie hielden in een hal ven cirkel stand. De Padris waren zoo stoutmoedig gewordendat zij daartegen inliepen en in den duisteren nacht met de eene hand de bajonetten der Boeyinéezen grepen en met de andere hand hunne lansen op de soldaten richtten. Aan de kalme houding van dezen troep, die van tijd tot tijd slechts een schot maar een raak- schot deed en voor de helft met geveld geweer en gespannen haan den woesten vijand afwachtte, had men het te dankendat de 113 Lui tenant Hendriks slechts 10 geblesseerden kreeg en de vijand afdroop. Bij de inrichting van een bivak is het altijd verkeerd, de Maleiers, die den troep volgen, zóódanig te legeren, dat zij in de nabijheid des vijands zijn, wanneer andere, voordeeliger plaatsen voor hen te vinden zijn, omdat zoo iets veelal verwarring zal veroorzaken. De Maleiers konden in den LWWoorlog niet nalaten, uit vrees, van tijd tot tijd, vooral des nachts, schoten te lossen, en dit belet onze voorposten vaak om iets te kunnen hooren wat soms van belang is te weten. Bij jonge, ongeoefende en pas uit Europa aangekomen soldaten verwekt dit ook vaak onnoodige ongerustheid. Het is daarom van belang, dat de officieren hunne manschappen met al deze Inlandsche listen en wijzen om den oorlog te voeren, bekend maken, ten einde hen voor onnoodige ongerustheid te behoeden, hun standvastigheid, met omzichtigheid gepaard, in te boezemen en hen wel te doen gevoelen, dat, hoe cordaat en woest zelfs de vijand zich moge vertonnen, hij niet bestand is tegen eene geregelde troe penmacht, waarvan de manschappen op elkander vertrouwen en stand vastigheid aan kalmte en moed paren. Den 12''" Mei 1833, des na middags omstreeks 4 uur, bevond zich boven genoemde 1" Luitenant Hendrikin zijne function van militair en civiel gezaghebber, in eene nog vreedzame landstreek, de IY kottas bij het Lintauschemeteen Toemenggoeng of officier van het corps van den AU Bassa Prawiro JDirdjo. Beiden waren naar een pasar geweest om de inning onzer belastingen gade te slaan en aldaar tevens min of meer den heerschenden volksgeest op te merken, daar men toen reeds den opstand van Bondjol had te betreuren en op vele andere plaatsen, zoo als in Ac/am, groote spanning constateerde. Op deze wijze moesten de militaire en civiele

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 127