- 126
gaan en houdt men de geregelde troepenmacht bij elkander, dan is
men altijd voor een retour-offensif des vijands op zijne hoede.
De vervolging van den vijand kan ook daarom beter aan de Ma-
leische hulptroepen worden opgedragen, omdat het in den aard der
Maleiers ligt om alles te doorsnuffelen wat tot den vijand behoort,
zoodat zij dan ook, veel beter dan onze geregelde troepen, de hin
derlagen des vijands kunnen opsporen en, die vindende, met hem
handgemeen worden en hem, door de overmacht, of tot den laatsten
man zullen afmaken of hem tot de vlucht zullen dwingen.
Zoodoende wordt het terrein toch en wellicht méér dan ons
lief is van vijanden geheel gezuiverd. Onze hulptroepen verbran
den na eene plundering alle woningen, die in hunne handen komen.
Dit is soms zeer nadeelig voor ons, omdat onze vijanden dan niet
zoo spoedig in onderwerping komen, op toppen van rotsen, in holen
en bosschen hun toevluchtsoord zoeken en zich daar soms nog maan
den lang hardnekkig staande houden, levende van hetgeen zij in
hunne vlucht nog hebben kunnen redden of van hetgeen zij van de
bevolking der overwonnen landstreek kunnen rooven, waardoor niet
alleen die bevolking, maar ook de in dejandstreek achtergelaten mili
taire bezetting meestal des nachts aanhoudend geplaagd en geteis
terd en kleine transporten van geld of levensmiddelen, brievenposten,
enz., aangevallen, soms van alles beroofd en de daarbij ingedeelde
militairen afgemaakt worden. Tijdens den PadriooAog is dat ge
bleken. Bij de bemachtiging van Lintau gaf de oude haat der
Maleiers tegen de Padris zich op eene verschrikkelijke wijze lucht.
De Maleiers vernielden alles wat zij vonden en het gevolg hiervan
is geweest, dat de bevolking van die belangrijke landstreek zich
twee maanden lang in de bosschen schuil gehouden heeft en de
militaire bezetting aldaar gedurende dien tijd aanhoudend door haar
werd geteisterd; kleine transporten werden steeds aangerand, waar
bij men van tijd tot tijd eenige gewonden kreeg. Van de zorg,
tegen vernieling te waken, heeft men daarentegen alle voordeelen
ondervonden. Bij den aanval op Lintau was den len Luitenant
Hendriks gelast, demonstratiën te maken tegen de aan Lintau gren
zende IV kottas, Boewahet landschap Awoer en de VII kottas,
met de opdracht om, zoo hij verzekerd was, dat de hoofdcolonne