grenzende landstreken Awoer, YII kottas, Paiamk en V kottas met die van Moewara en Padany-Sihoesoek in onderwerping'zoude komen. Dit droeg de algemeene goedkeuring der hoofden weg. Het verbod werd daarop uitgevaardigd om iets te branden en te vernielen, en Hendriks had het geluk, den volgenden morgen de IV kottas zon der slag of stoot in bezit te nemen. Een uur nadat de geheel ver laten landstreek door onze troepen was binnengerukt, had de Ka pitein De Quaydie bij de hoofdcolonne tegen Lintau ingedeeld was, zich met Hendriks vereenigd, waartoe hij den vorigcn da? door een met een djaijang-sekar verzonden briet door Hendriks uitgenoodigd was, die hem met den geheelen loop zijner bewegingen bekend had gemaakt, welke trouwens van den kant van het Lintausche van het gebergte der I kottas zoowel door De Quay als door den Luitenant- Kolonel Eloutcommandant der expeditie, waren gezien. Reeds twee uren later ontving Hendriks de zendelingen van den Radja van lioewa bij zich, die de onderwerping van dezen kwamen aan bieden, mits men de woningen der IV kottas wilde sparen, zooals de Radja had opgemerkt zeide men dat de bedoeling van Hendriks was, daar men nog geen brand'had bespeurd. Hendriks nam die onderwerping aan, mits de Radja de hadat prang aan de Maleische hoofden uitbetaalde. Op de meeste plaatsen bedraagt de hadat prang per soekoe één thai! goud, een karbouw of koebeest of paard, een geweer, een lans en een sabel, kris of klewang. De kampongs tellen 2 tot 12, maar in den regel 4 a 7 soekoes. Het voorstel van Hendriks werd gretig aan genomen. J.oen de bevolkingvau Awoer. V II kottas en aangrenzende landschappen deze gunstige voorwaarde vernomen had, kwam zij nog in den loop van dien dag en den daarop volgenden nacht en dag hare on derwerping aanbieden. Hierdoor werd eene nog vrij belangrijke expe ditie voorkomen en kon hef Nederlandsch gezag zich dadelijk in een welvarend land vestigen en men bovendien de massa troepen en hulp troepen, die het verwoeste Lintau bezetten, van levensmiddelen voor zien, terwijl de Maleische hulptroepen van Hendriks een behoorlijk verdeelden buit hadden verdiend. W ij gelooven niet, dat zoodanige brandschatting ongeoorloofd of o is. i\adeeh_,ei en ongeoorloofd is het, wanneer men too- melooze hulptroepen alles ziet plunderen en verbranden, waarvan de 9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 136