6
Zooals ik zeide, heeft de val van den landbouw velen, zoo niet
allen, verarmd. In menig jongeling zijn de gaven voor hoogere
ontwikkeling gestikt, doordien zijne ouders de middelen niet bezaten,
hem naar Europa te zendenten einde eene loopbaan te kiezen
Menigeen zou officier geworden zijnwanneer in W. I. daartoe gele
genheid bestondhet volksonderwijs is er zeer goed. Ik acht het
niet onwaarschijnlijk, dat vele jongelingen van Europeesche afkomst
Kreolendie voor de toekomst eene plaatsing als klerk op de gou-
vernemcnts-bureaux najagen, jongelieden die twee a drie vreemde
talen lezen, schrijven en spreken, verlokt door het vooruitzicht in
Indië officier te kunnen worden, zich voor de dienst in dezen archipel
zullen aanmelden.
Moge dit eene afwijking zijn van de werving van een negereleinent,
onze kaderquaestie zal dan toch tegelijk, door deze werving aan te
moedigen, eene schrede voorwaarts gaan, en mij dunkt, dat er geene
bezwaren zullen bestaan, het werfdepot die uitbreiding te geven,
welke het leger ten bate moet komen.
Omtrent den Neger, uit de United States kan ik, uit eigene
ervaring, niets mededeelen. Ik hoop echter, dat men den Neger
uit Barbados niet hiermede bedoele. Barbadoseene Engelsche be
zitting, is overbevolkt, en de Barbadianen trekken als immigranten
her- en derwaarts. Dat volk moeten wij niet hebbenals arbeiders
staan zij in W. I. slecht aangeschreven; ze zijn lui, twistziek,
aanmatigend en recalcitrant in den hoogsten graad.
Was de werving een voldongen feit, ik zou meer kunnen mededeelen;
ik zou over kleeding, voeding, soldij het een en ander kunnen zeg
gen; ook over de vrouwen, die ik liefst in W. I. zoude achterlaten,
omdat voeding en leefwijze hier zoo verschillen met die in W. L
en de Westersche vrouwen hier slecht zouden aarden.
Ik bracht in West-Tndie tien jaar in den officiersrang door en
vijf jaar lang was ik ambtenaar van het Openhaar Ministerie, door
welke betrekking men in nauwere kennismaking met het volk ge
raakt. Op grond van mijne bekendheid met den Wesiersclien Neger
vatte ik de pen op, om mijne adhaesie te schenken aan het opstel
in de vierde aflevering van den loopenden jaargang van dit tijdschrift
en zoo noodig de .Redactie te winnen voor deze aangelegenheid. Zij