Generaal Van den Bosch voorsteltzoo als die behooren te zijn, die attributen met de werkelijkheid veel verschillen. Men zoude denken, dat zijne opinie in militaire aangelegenheden in de meeste gevallen gewicht in den schaal legdemaar verre van dien. AVie durft te ontkennendat ook hij gedrukt wordt door de beruchte Indische centralisatie en de onmiddelijk in verband daarmede staande heer schappij van de Algemeene Secretariedien veelhoofdigen adviseur in laatste instantie van den Gouverneur-Generaal? Ieder Legercom mandant ondervindt dat in meerdere of mindere mate. Zijn er Gouverneurs-Generaaldie zich boven persoonlijke antipathiën weten te verheffen en overigens voor hunne taak berekend zijn, dan kan men van hen eene milde toepassing van de instructie van den Legercommandant verwachten. De Opperlandvoogd zal dan in den bevelhebber van het Indische leger de autoriteit zien, die hem voor de behandeling der militaire aangelegenheden ter zijde is gesteld en op wien hijtot zekere grenzende verantwoordelijkheid daarvoor kan overdragen. Heeft men echter een Gouverneur-Generaal, die de volgens het Re- geeringsreglement en zijne bekende en geheime instructiën op hem rust ende verantwoordelijkheid in den engsten zin opvat, dan is eene ver ge dreven centralisatie te duchten. Daar hij onmogelijk alles zelf kan nagaan en over alles een grondig oordeel kan vellenzoo klampt hij zich stevig vast aan de examineerende, eritiseerende, resumeerende en redigeerende ambtenaren der Algemeene Secretarie, die, geene militairen zijnde en dus onbekend met militaire begrippen en instelling en de militaire aangelegenheden zeer vaak verkeerd beoordeelen. Maar er is nog een Raad van Incliêdie ook over vele voor stellen van den Legercommandant advies moet uitbrengen. Daar dit hooge collegie in den regel geheel uit niet-militairen bestaatbehoeven we onze meening over zijn invloed op die voorstellen niet duidelijk te maken. Zoodoende heeft men tusschen den Gouverneur-Generaal en den Legercommandant twee machten (waarvan eene gesluierde) gekregenwaarmedetot vermindering der attributen van den leger bevelhebber steeds rekening wordt gehouden. De positie van den Legercommandant onder die omstandigheden nog benijdenswaardig te noemen, is onjuist, Op vele zijner uitgewerkte

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 141