139
commandant is verantwoordelijk voor den deugdelijken toestand van
het leger, voor de goede uitvoering van het stelsel van defensie en
voor alle maatregelen, die daarvan het gevolg zijn.
Zelfs moet dit het geval zijn, wanneer de Gouverneur-Generaal een
opper- of vlagofficier is. In dat geval toch is het nog niet uitge
maakt of de Opperlandvoogd een geschikt krijgsoverste is. Daendels
was het wel, Van den Bosch niet. Met ieder Generaal is veldheer
en daarbij bekend met de eigenaardige moeilijkheden, aan de verde
diging van Java of eenig ander gedeelte van den Indischen archipel
verbonden.
De operatiën wijzigen zich naar dat gedeelte van den archipel, dat
aangevallen wordt. Van elk dezer deelen moet men eene nauwkeu
rige kennis hebben van het terrein, de plaatselijke hulpmiddelen en
de zeden en gewoonten des volks. Men moet daarbij ook weten,
wat men in het Indische klimaat van Indische soldaten neig vordeien.
Het commando van het Indische leger moet dus in handen zijn
van iemand, die in den vollen zin des woords bekend is met het
land, waar de oorlog gevoerd kan worden. Is hij dat niet, dan helpt
hem geene kennis van de hem omringende personen, ten einde hem
het ontbrekende geheel machtig te doen worden. Dit geldt niet al
leen voor een militairen Gouverneur-Generaal, maar ook voor een
opperofficier van het Nederlahdsche leger, wanneer beiden niet in het
Indische leger geleefdd. i. daarbij verschillende betrekkingen bekleed
hebben. Vlijtige bestudeering van Indische toestanden kan veel ver
goeden, maar de gegevens daarvoor zijn, met het oog op de weinige
openbaarheid, welke aan officieele bescheiden gegeven wordt, zeer
onvoldoende. Theoretische kennis moet bovendien door eigen plaat
selijk onderzoek worden aangevuld. De voor deze kolonie zoo
ongelukkige oorlog van 1811. heeft dat geleerd. De Generaals Jam-
sens en Jamei waren wellicht gewone rnenschen, maar genoten het
vertrouwen van Napoléon I, die hen naar Java heeft gezonden.
Voor het karakter der door beiden te leiden operatiën werd zoo veel ge
leerdheid niet geëischt als misschien elders het geval zoude zijn geweest.
Maar van hen werd vooral moed en energie gevorderd en deze beide,
voor een militair groote eigenschappen, welke beiden misschien even veel
hebben bezeten, waren toen wellicht voldoende geweest voor eene ge-