140 lukkige verdediging van .Java, wanneer daarmede ook ware gepaard gegaan ecne goede kennis van de bestanddeelen, de taal, de gewoonten en den geest van het Fransch-Indische leger. Dit was nu ongeluk kig het geval niet. Beide Generaals konden den regel niet ontgaan, dien ieder eerst op meer gevorderden leeftijd in Indiê komende heeft ondervonden en nog ondervindt. Zij konden zich met hunne onder geschikten, de behoeften en goede en slechte eigenschappen van dezen niet meer eigen maken en daardoor ook geen vertrouwen stellen in de verschillende elementen der verdediging, noch aan de troepen wederkeerig vertrouwen inboezemen. Kleine oorzaken de geschie denis leert het ons dagelijks hebben soms groote gevolgen. De geschiedenis van den veldtocht op Java in 1811 heeft ons geleerd, dat het gemis aan kennis van de taal en het karakter der Inlandsche soldaten bij de hoogste aanvoerders van het leger, maar vooral bij den Generaal Jumel, de oorzaak was van het verlies van het gevecht bij Weltevredende verovering van het geretrancheerde kamp bij Meester-Cornells en de daarop gevolgde aaneenschakeling van rampen. De Generaal Cochius heeft later als Legercommandant aan den Ge neraal Von Gag er n erkend, dat de officieren, die in 1816 voor het eerst in Indiê kwamen, waarvan velen eene groote Europeesche oor logsondervinding in de legers van Napoleon 1 hadden opgedaan, zich in Indiê moeilijk hadden kunnen redden, indien zij niet dienden met officieren, die onder en vóór Daendels reeds in Indiê waren geweest. De Generaal, die in gewone tijden aan het hoofd van het Indische leger heeft gestaan en toegerust is met al de kenniswelke in zijn werkkring vereischt wordt, kan den toestand van Indiê bij eene verdediging van het grondgebied der kolonie het best beooideelen. De bepalingen van het tegenwoordige Regeeringsreglement geven de middelen aan de hand, dunkt ons, om in zoodanig geval de macht van den Indischen Legercommandant op eene doelmatige wijze uit te breiden, hetzij door hem (tijdelijk) te benoemen tot Regeeringscom- missaris of het grondgebied, dat verdedigd moet worden, geheel ot gedeeltelijk te stellen in staat van oorlog of van beleg. Eenmaal in zulk een toestand geplaatstheeft de Legercommandant ruimere handen om over alle aanwezige middelen te beschikkenzonder aan passieven tegenstand of werkeloosheid te zijn blootgesteld.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 147