van militairen aard. De autoriteitenverstoken van de gewone cot'-'
respondentie met de hoofdadministratiewaren verpligt volgens eigene
inzigten te handelen. Eene stelselmatige en met kracht georgani
seerde centralisatie werd op eens vernietigd en vervangen door een
geïmproviseerd provinciaal bestuur. De gevolgen hiervan waren, dat
reeds lang vóór dat onze heerschappij voor de Britsche wapenen had
moeten bukken, allerwege het gevoel van hare onmagt en van hare
naderende ontbinding bestond." Was het niet in de eerste plaats te
wijten aan het feit, dat de Generaal Janssens, in plaats van Gou
verneur-Generaal te zijn, hoofdzaak maakte van het legercomman
dantschap? Maar in de aangehaalde woorden van Baud vinden we
tevens een krachtig pleidooi voor de wenschelijkheid om de plaats
voor den zetel ran bestuur zóódanig te kiezen, dat deze bij opkomend
oorlogsgevaar ten minste veilig is en niet verplaatst behoeft te worden,
zoo als nu nog het geval zal zijn! Is dan de geschiedenis van Neder-
landsch- Indic voor geen Nederlandsch staatsman, Gouverneur-Generaal
of Minister, geschreven, om hetgeen in 1811 was, nu nog te doen voort
duren? Moeten wij dan ten tweeden male deze kolonie aan den vreem
deling overgeven? Hoe is het mogelijkdat men niet. inziet, dat van eene
goede verplaatsing van den bestuurszetel in Incliè het bestaan van
Nederland als koloniale mogendheid afhangt! Een energiek Gou
verneur-Generaal zal nooit toegeven, dat de sleufels van Indie in
Amsterdam zijn of het lot der kolonie achter de I 't rechtse he linie
beslist kan worden, zooals De Boo van Aldenvere'lt eens heeft beweerd.
Het strekt den oud Minister van Koloniën De Waal die even als
De Boo van Alderwerelt tot de ultra legislatieve school behoort
tot eer, dat hij, als oud Minister gezegd heeft: „De meening, nu
en dan in het Bijblad geuit, dat het behoud van Java aan de
Utrechtsche linie beslist wordt, moet ten ernstigste verworpen. Is
de vijand meester van 't moederland, hij is het nog niet van de
kolonie. De landvoogd aldaar, het bezwijken van 't moederland ver
nemend, moet dit beschouwen als tijdelijk veroverd, tijdelijk onder
drukt, den overweldiger dus als vijand. Hij moet de kolonie be
houden in naam des Ivonings, die zijn recht niet heeft afgestaan,
voor 't moederland totdat het zich weder oprichte. Art. 43 van t
regeorings-reglement geeft hem de noodige volmacht. De Koning