149 en Van Goltstein er in hunne over de defensie handelende beschou wingen nooit aan gedacht hebben. De Gouverneur-Generaal moet hij moge staatsman of staatsman en militair beiden zijn uitsluitend regent wezen; dus geen leger aanvoerder. Is hij met de talenten van den legeraanvoerder begaafd, dan moet hij zich niet dan in zeer dringende omstandigheden aan het hoofd van het leger stellen. Onze krijgsoperatiën zijn afhanke lijk van de bewegingen des vijands. Deze kunnen het best door den Legercommandant worden nagegaan. Zijne handen mogen dus in de leiding dier operatiën niet gebonden worden. Wanneer dit wordt toegegeven, dan moet natuurlijk de vraag of de Legercommandant in tijd van oorlog ook met civiel gezag behoort te worden bekleed, niet anders dan bevestigend beantwoord worden. Maar 'niet alleen de Legercommandant, doch al de militaire bevel hebbers der bedreigde punten, welke ingevolge artikel 43 van het Re- geeringsreglement in staat van oorlog of van beleg worden verklaard moeten met het vereenigd militair en civiel gezag onvoorwaardelijk worden belast. De wijze, hoe dit behoort te geschieden, kan hier niet behandeld worden, 't Is te hopen, dat zulks geschiede op eene wijze, welke geheel beantwoordt aan den gevaarvollen toestandwaarin het be houd der kolonie door verraad, tegenwerking of zwakheid kan komen. Eene wijziging van het Regeeringsreglement om verandering te brengen in de bestaande verhouding tusschen den Gouverneur-Gene raal en den Legercommandant is reeds voor het oogenblik volstrekt noodig. Eene wijziging der bestaande instructie van den Legercom mandant is echter eene andere quaestie. Daar deze instructie, behalve aan den Legercommandant zeivenvoor ieder ander militair onbe kend moet blijven, zoude het geen zin hebben, hier te zeggen, hoe zij gewijzigd moet worden. Men kan hoogstens zeggen, dat de instructie voor Britsche Legercommandanten in de koloniën beter is. Wat evenwel in elk geval wenschelijk moet worden geacht, is, dat men voortaan den Gouverneur-Generaal niet meer noeme Opper-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 156