168 deelingen toch dienen door officieren te worden aangevoerd, terwijl het kleinste onderdeel, de escouade of groep, ter sterkte van 12 a 13 fuseliers, tevens de kleinste afdeeliug in het gevecht, de groep der tirailleurlinie moet zijn. Om verder den kapitein voor een groot deel te ontheffen van de administratieve beslommeringen, welke hem thans veel tijd kosten en hem dikwijls de administratie als hoofd-, in plaats van als bijzaak doet beschouwen, zou ik bij de compagnie twee sergeanten-majoor willen zien, namelijk één sergeant-majoor, administrateur en één sergeant-majoor, instructeur. De eerste moet dan, natuurlijk onder toezicht en verantwoordelijkheid van den kapitein, uitsluitend met het voeren der administratie belast en voor geene andere diensten gebezigd worden, zoodat hij zich geheel aan de administrate kan wijden en de kapitein meer tijd tot vorming en oefening van zijn troep beschikbaar heeft. De sergeant-majoor, instructeur is voorna melijk voor de discipline en verricht de diensten, welke thans de sergeant-majoor bij zijne administratie, doch in den regel, door die drukke administratieve dienst, slecht waarneemt. De sterkte der door mij voorgestelde compagnie wordt dan als volgt: officierenminderen. Kapitein1 le of 2e Luitenants. 4 Sergeant-Majoor adm1 Sergeant Majoor inst1 Fourier1 Sergeanten8 Korporaals12 Yice-korporaals4 Tamboer en Hoornblazers 3 Fuseliers220 Totaal. 5 officieren en 250 minderen. Door de compagnie op 250 man en dus het bataljon op ruim 1000 man te brengen, wordt, wanneer het aantal bataljons hét zelfde blijft, het leger aanzienlijk sterker. Dit is mijns inziens geen gering voordeel, daar het leger, om aan zijne omvattende taak te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 170