NAAR AANLEIDING VAN EENE BIJDRAGE TOT DE
KENNIS DER GESCHIEDENIS VAN DE
TWEEDE ATJEHSCHE EXPEDITIE.
X n
t&trl
Ongaarne, maar gedwongen ben ik tot het schrijven der onder-
volgende beschouwingen overgegaan.
Observator, de schrijver van het in de vijfde aflevering des loopen
den jaargangs van dit tijdschrift voorkomende opstel, getiteld „Eene
bijdrage tot de kennis der geschiedenis van de 2e Atjehsche expeditie",
(dien ik kortheidshalve voortaan O. zal noemen) schijnt mijne „Open
brieven aan den Heer G. F. W. Borelenz", niet altijd zóódanig
gelezen te hebben, dat hij niet behoefde te twijfelen aan mijne be
doelingen. Hier en daar bevat zijn opstel onjuistheden, die, worden
ze niet onder de aandacht van het publiek gebracht, dit op een dwaal
spoor kunnen brengen. Daarom al ben ik O. en B. O. Wook
dankbaar, dat zij eindelijk een einde hebben gemaakt aan het dood
zwijgen van mijne bijdragen ga ik er toe over, mijne repliek onder de
oogen van het publiek te brengen.
O. stelt de vraagWaartoe al de vroegere daden van den Generaal
Van Swieten opgesomd, en acht zulks onnoodig. Dit tot antwoordEn gé-
néralnous traitons un homme qui nous est exactement connu, comme
toute chose, dont nous avons déja appris a connaitre les qualités, et nous
prévoyons avec assurance dans l'avonir, ce qu'il nous est permis
ou non d'attendre de lui. Celui qui a fait une fois une chose agira
de même le cas échéant, en bien comme en mal. Aussi celui qui a
besoin d'un aide considerable, extraordinaire, s'adressera- t-il de prefe
rence a un homme ayant donné des preuves de sa grandeur d'ame,
et celui qui veut riposter un meurtrier jettera les yeux sur les gens
Zie de 3° aflevering van den loopenden jaargang van dit tijdschrift, rubriek
Boekbeschouwing.