174 veel hoffelijker toon aangeslagen dan zijne verdedigers en dan hij zelf, in zijn werk: De naarheid over onze vestiging in Atjeh. Wat beweegt O. om zoo te spreken? Waar vindt men in het genoemde boek die onhoffelijke toon? Nergens valt de Generaal anders aan dan bij wijze van retour offensif. Steeds, omdat hij er toe gedwongen wordt tot eigen verdediging of die zijner vrienden en altijd onder aanvoering van verzachtende omstandigheden. O. meent, al is 't niet aannemelijk, dat ik het werk van den Generaal V. S. reeds onder de oogen heb gehad voor dat het in druk verscheen, dat er toch ruggespraak heeft plaats gehad. Onjuist! Het bestaan van het boek van den Heer Borel vernam ik voor 't eerst in den avond van den 30''" November 1878; weinige dagen later, den 4en December, naar ik meen, vertelde de redacteur van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch-Indiêdat in Nederland een boek verschenen was, dat door iedereen met genoegen zou gelezen worden, behalve door den Generaal Van Swieten. Niet lang daarna gaf een mijner kennissen mij het boek ter inzage. In het Algemeen Dagblad van 18 December 1878 heb ik daarop, naar ik meen, reeds dadelijk wijzen de op onjuistheden, den heer VAnge Huet geantwoord en te kennen gegeven, dat ik het door hem geprezen werk zou beantwoorden. Mijn eerste brief verscheen den 14en Januari 1879; toen het werk van den Generaal V. S. in Indië kwamwas die reeds door 18 brieven gevolgd. O. vergist zich duswanneer hij zegtdat mijne brieven en het werk van den Generaal V. S. gelijktijdig verschenen. Wat nu betreft zijne onderstelling omtrent ruggespraak, de misvatting is zóó groot, dat ik er nooit aan zou gedacht hebbenmijne brieven te schrijven, wanneer ik geweten had, dat de Generaal I. S. zelfde pen zou opvatten, ja dat ik, vooral in het belang der uitgevers van het dagblad de Locomotief zelfs eenigszins teleurgesteld was, toen ik vernam, dat zulks zou geschieden. Daar O. mij voor een eerlijk man houdt, vertrouw ik, dat hij niet aan mijne woorden zal twijfelen Dat O. zich vergist, weet de Redacteur van het Indisch Militair Tijdschrift. Observator heeft met zijne bewering den Heer Niclou niet willen kwetsen; dien

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 181