Behalve dat; wat deden de couimissiën, waarvan Generaal V. S.
op bladz 59 van De Waarheid, enz." gewaagt en die, naar ik meen,
waren samengesteld uit officieren der Intendance en der Genie? Heeft
de Intendance de schepen ingehuurd, zonder rekening te houden met
de reglementen Heeft het Bureau voor de krijgstoerustingen op
Sumatra niet medegewerkt bij het indeelen en bevrachten der schepen
Het laatste is zeker; dit blijkt uit den staat dd. 22 October 1873,
van de stoom- en zeilschepen, die deel zouden nemen aan de 2e expe
ditie tegen Atjeh, en die onderteekend is door den chef van dat bureau,
den Generaal-Majoor G. M. Verspijck en den chef der Ye afdeeling
van het Departement van Oorlog, den Kolonel J. II. Mulder
Keemt O. de moeite, de straks genoemde nummers der Locomotief
in te zien, dan zal hij ontwaren, dat ik zeer betreurde, dat men in
latere jaren, bij het uitzenden van grootere expeditiën, is afgeweken
van de vroegere gewoonte om de troepen voor het meerendeel te laten
embarkeeren op zeilschepen en wel vooral op gladdeks-zeilschepen
en deze te laten slepen door stoomers. Daaraan dacht ik, toen ik
op bladz 44 van „De waarheid, enz." las, dat het Opperbestuur ge
sproken heeft van den inhuur van zeilschepen. Mijns inziens had
men in Indië dien wenk niet moeten laten verloren gaan. Waarschijn
lijk is hij ontvangen met een minachtend schouderophalen en den
uitroep: „die vervloekte zuinigheid"! Toch zou juist die zuinigheid,
goed toegepast, veel nut hebben gesticht.
Wil men O. gelooven, dan heb ik gezegd, dat de cholera onmogelijk
te voorzien was en zulks, niettegenstaande zij reeds in volle kracht
heerschte. O. moet mij wel voor dom aanzien en zelf niet erg
begrijpelijk zijn, wanneer hij zoo iets heeft meenen te lezen. Toen
de cholera in volle kracht heerschte, behoefde men haar niet te voor
zien ze was er. Maar anders was het, toen de expeditie georgani
seerd werd en ook, toen op den 10en October 1873 in de bijeenkomst
van den Commandant van het leger, den 2en bevelhebber der expe
ditie, den Chef van den staf, de chefs van diensten tevens chefs
der afdeelingen van het D. v. O. en den Kapitein-Luitenant ter
Het is een gedrukt stuk.
Bladz. 25, „Open brieven." Bladz. 422. I. M. T. No 5, 1881.