187 Blijkbaar heeft 0. het laatste geschrift van den Generaal Van Swieten niet gelezen. Daarom veroorloof ik mijhem naar bladz. 35 t/m 48 van dat werk te verwijzen, wat aangaat zijne niet over tuiging van het onmogelijke en ondoelmatige van het overtrekken der rivier bovenwaarts van den Kraton. Daarbij vestig ik zijne aandacht vooral op bladz. 46 en op het geen daar gezegd wordt omtrent het afsnijden van 's vijands com municatie met de bovenlanden, enz. Tevens veroorloof ik mij, hem op te merken, dat door zuidwaarts te marcheeren, nadat de rivier bij Pandeti geforceerd was, of liever, want dit zal wel de bedoeling zijn, nadat ten zuiden van den Kraton'eene stelling was ingenomen, 's vijands gemeenschap nog volstrekt niet afgesneden was; eensdeels omdat de toegangen tot den Kraton overal elders vrij bleven, en anderdeels omdat men de communicatie met de XXVI moekims bene denstrooms van den Kraton door middel van prauwen en sampangs niet zou hebben kunnen belemmeren. Eindelijk stel ik hem de vraag, hoe het, wanneer de Atjehers zoo bevreesd zijn voor het bedreigen van hunne terugtochtslijn als hij zegt, toch komt, dat zij tot den 24™ Januari 1874 in den Kraton hebben stand gehouden, nadat den 6en Januari de noorder-en den 13™ Januari de wester - face waren afgesloten en een gedeelte van het terrein voor de zui- derface door het vuur uit Petjoet werd bestreken. Terugtochtslijn zuidelijk en zuidoostelijk of terugtochtslijn weste lijk en zuidwestelijk is voor een vijand, die niet gebonden is aan wegen en die geen legertros medevoert, alleen de quaestie van een In het journaal van Jen Kolonel Pel dd. 13 November 1874 wordt gesproken van het daarstellen eener bonting Kotta Alarn, juist bij eene doorwaadbare plaats, welke de gemeenschap onderhield tuschen Pinang met Longbatta en Lampoe Icljoe, 800 M. oostelijk van den Peclir-dijk. Het bezetten van Lemboe op den 7en November 1874 heeft 5 bentings noodig gemaakt, een aan het zuideinde van den Be/Mr-dijk, een aan den noordwestelijken rand van Berouw en een in den noordwestelijken rand van Lem- boedeze allen onmiddelijk na de vermeestering. Toen dit niet voldoende bleek, kwamen daarbij, eerst de benting te Kotta Alam en, omdat de oostelijke rand van Lemboe daardoor nog niet genoeg beschermd bleek, nog een vijfde, in het midden van dien rand. Zou men het in December 1873 met minder hebben kunnen doen? Welk nut is door dat bezetten van Lemboe gesticht?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 194