189
1873, geeft de noodige opheldering. Op eerstgenoemd kaartje zal
O. zien, dat, afgescheiden van de versterking van F olimdie bestond
uit eene verlenging van Pakan Atjehtegenover Lemboe zijn aange
geven de werken van Pandeti.
Alleen deze werken komen voor op de schets van de gevechten
van 25 en 26 December 1873; meer westelijklangs den linker oever
der rivier tot over de groote vlakte van Pantei Peralch bij de zand
bank, is op die schets niets te zien van vijandelijke versterkingen.
Het eerste vijandelijk werk in die richting vindt men tegenover
het westelijk deel der zandbank. De werken van Polim bestonden
dus den 25en en 26en December 1873 niet, maar toch zijn de onzen,
voor dat de Kolonel Scliultze op de grasvlakte kwam, niet, zoo als
O. meent, beschoten uit de werken van Pakan Atjeh700 M.
ver, maar wel degelijk uit werken, die vlak tegenover de colonne
onder den Generaal Verspijckaan de overzijde der rivier lagen.
O. wil wel erkennen, dat, wat aangaat den overtocht der rivier
in 1873 bij Lemboe en in 1878 bij Lambaroe, de omstandigheden niet
gelijk waren. Immers was de vijand van 1878 niet meer de vijand
van 1873, terwijl bij laatstgemelde operatie de colonne Godinuit Oleh
Karang ageerende, een groot gewicht in de schaal legde; maar
daarentegen was het aantal troepengebezigd bij den rivierover
gang bij Lambaroeveel geringer dan dat, waarover de Generaal
V. S: kon beschikken. Het laatste had hij moeten bewijzen.
Na aftrek van de sedert 9 December 1873 overledenen, zieken,
enz., waren, blijkens het voorkomende op bladz. 32 van het laatste
werk van den Generaal V. S., op 21 December 1873 nog 2773
man Infanterie onder de wapens. Yan af dien. dag tot en met den
24™ daaraanvolgende zal het aantal verpleegden en kwartierzieken
wel niet zijn afgenomen; zijn nog weder manschappen overleden;
is de Baron Mackay waarschijnlijk niet zonder geëvacueerden naar
Padang vertrokken; en kregen wij ruim 160 dooden en gekwetsten.
Vrij zeker zal de sterkte der Infanterie onder de wapens in den
namiddag van den 26™ December 1873 het aantal van 2600 hoof
den niet hebben overtroffen. Daarvan moest een gedeelte Penajoeng
met zijne ambulances, zijn voorraad, zijne materialen, enz., blijven