190 bewaken, een ander deel bet bivak in Kampong Djawa op den linker oever bezetten, weder een ander gedeelte zorgen, dat de vijand niet weder in Lemboe drong en onze troepen in flank en rug viel en eindelijk een gedeelte dienen tot het begeleiden van eonvooien tusschen Penajoeng en de gekozen overgangsplaats, 20 minuten gaans. Blijft voor het forceeren van den rivierovergang 950, stel 1000, stel zelfs 1200 man, die niet op den bijstand eener reserve mochten rekenen. En nu de sterkte bij Lam,baros 1°. De colonne Godinreeds aan de overzijde der rivier en des voormiddags ten 8! uur te Pakan Baroe. in de keel van de naar onze zijde ingaande rivierbocht, van welke het meest uitspringen de gedeelte tot overgangspunt was gekozen, zoo dat zij, zoo als O. trouwens erkent, veel gewicht in de schaal legde en zeer stellig aan de operatie deel nam, 2°. De colonne De Graeff, die, alvorens zelf te ageeren, den rivierovergang te Lambaroe dekte, dus medewerkte tegen den vij and aan de overzijde; want te Lambaroe kon van vijandelijke aanvallen in rug of flank geene sprake zijn. 3° De colonne II. Demmenidie den overtocht bewerkstelligde. 4° Onze benting te Lambaroeniet meer dan 400 M. van het over gangspunt met haar geschut, 2 sectiën Bergartillerie en acht mortieren van 12 cM., die de overzijde beschoten, ondersteunende: 5° De reservecolonne met het' hoofdkwartier, te Lambaroedus beschikbaar om in tijd van vijf minuten hulp te verleeuen. 6° Drie compagniën Infanterie te Kotta, Eadja [afstand langs een karrenweg lj- uur] gereed om op de eerste aanvraag op te rukken. Te zamen 19 compagniën Infanterie met weinig nonvaleurs, (f) want de colonnes waren pas geformeerdte zamende bezetting van Lambaroe buiten beschouwing gelaten, 1900 man Infanterie, waarvan minstens 1200 man, hetzij direct, hetzij indirect tot het Men denke aan de 5 bentings na 7 November 1874. Zie voor deze gegevens bladz. 46 en 47, Koloniaal Yerslag, 1879. it) Van twee der te Kotta Radja in reserve gebleven compagniënreeds den eersten dag opgeroepen, wordt in liet verslag van den opperbevelhebber de sterkte opgegeven als respectievelijk 106 en 111 officieren en minderen. Gemiddeld mag ik dus gerust rekenen op 100 man per compagnie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 197