194
bevelhebber dacht er anders over, want hij vergat niet, er in zijn
journaal melding van te maken, terwijl hij bovendien op bladz.
280 van „De waarheid, enz." gaarne erkent, dat hij van 1 oelcoe Nek
nu en dan nuttige wenken kreeg. Waarom zou hij niet? Tot aan
den 16cn tastte men in het duister. Door het wijzen van den weg en
het aanbod van een gids kreeg men het noodige'licht en door de komst
der troepen van Padang werd het gevormde plan uitvoerbaar, zon
der het karakter eener avontuurlijke onderneming te bezitten.
O. begrijpt niet, waarom ik een geheel hoofdstuk aan de belegering
van Bondjol heb gewijd.Ik wel.In de eerste plaats, om aan te
toonendat het zelfs in Indië niet altijd zoo voor den wind gaat,
als O. met zijne geestverwanten op 't papier pogen te bewijzen, dat
bij de 2e Afjehsche expeditie had kunnen plaats vinden. In de tweede
plaats, omdat de heer Boreldie veel pijlen op zijn boog heeft, afkeurt:
a. dat men niet dadelijk alle pogingen in het werk gesteld heeft
om den Kraton geheel in te sluiten;
b. dat geene bepaalde orders tot eene geregelde nadering der gracht
en het aanleggen van batterijen op korten afstand dei omwalling
zijn gegeven; (f)
c. dat het plan om met de dubbele sappe den Kraton te naderen
en vervolgens in de omwalling bres te leggen niet is doorgegaan.
O. stemt immers toedat krijgskunde geene wiskunde is. Tot
het beoordeelen van de meerdere of mindere waarde van zeker
plan bestaat daarom geen betere maatstaf dan hetgeen de ondei-
vinding in overeenkomstige omstandigheden heeft geleerd. En daar
nu de positie van Bondjol., zoo als ik op bladz. 59 en 60 der »Open
brieven" heb aangetoondbehalve dat ze in een bergland lag en
aan de oost- en zuidoostzijde werd gedomineerdwel eenige over
eenkomst had met die van den Kraton in Atjehheb ik door t
verhaal van de operatiën tegen dien versterkten kampong in de tweede
plaats willen doen zien
Zie de Javasche courant dd. 6 Februari 1874. Journaal opperbevelhebber.
Bladz. 25 van „Onze vestiging te Atjehdoor G. F. W. Borel.
(f) Idem.
Bladz. 30.