216
liggers mot spanwerk wordt verwezen naar de figuren 7, 8 en 9, Plaat I.
Met het oog op de breedte der rivier vond men evenwel één loopbrug
te smal (0,85 meter) en werden er dus twee naast elkander gelegd. De
wijl men slechts 6 stel dier loopbruggen had, konden zij voor niet meer
dan 3 openingen dienen en werden de andere bruggedekken van rondhout
vervaardigd. Wegens onbekendheid met het draagvermogen van het in-
landsche hout, werd aan die vakken slechts eene spanning van 6 meter
gegeven. De plaatsing van den derden pijler van den zuidelijken oever
had nog al veel moeite in, dewijl hij daarbij stuitte op een grooten steen
van ongeveer 1 M. middellijn op den bodem der rivier. Hij geraakte
daarbij dan ook ongeveer 0,4 M. uit de richting. Ten einde den voort
gang van den bouw niet te vertragen, werd die pijler tijdelijk naar alle
zijden geschoord. Yan den noordelijken oever gerekend, steunde de brug
eerst op drie jukken, uit schragen samengesteld, hier ten gevolge van de
geringere diepte aanwendbaar, en verder op pijlers, gelijk hierboven be
schreven. Ten einde de brug meer te verzekeren, werden nu nog alle
pijlers verder geschoord en rond hun voet steenblokken gestort. Daaren
tegen werd het bruggedek vastgespijkerd, met telegraafdaad bevestigd en
ten slotte van eene leuning voorzien.
De lengte van den telegraafdraad bedroeg op het einde van 1873 reeds
32 kilometer.
Er werd thans besloten, om telkens aan het uiteinde van ongeveer
30 a 32 kilometer lijn een sapeur te stationeeren als lijnopzichter. Elke
sappeur kreeg onder zijne bevelen 5 inboorlingen om hem te helpen en
de gereedschappen te dragen. Deze opzichters bewogen zich aanhoudend
langs hun gedeelte lijn, om woekerplanten van den draad te verwijderen,
schoren na te zien, zwakke punten te verboteren, enz. Op de lijn nabij
Cape Coast Castte moest men al spoedig alle piketten der ijzerdraad
schoren vernieuwen, als zijnde binnen een week tijds door de witte mieren
doorgeknaagd. Yan dit oogenblik af werden die schoren steeds aan
hoornen of stoelen van struikgewas bevestigd. Men begon thans langza
merhand gebrek te krijgen aan materieel om de lijn te vervolgen, dewijl
de voorraad, wat sommige onderdeelen betrof, uitgeput raakte. Zoo had
men onder anderen maar twee zwartschrij vers, waarvan een te Cape
Coast Castte en de andere te Dunquah. Toen de lijn tot nabij Yanko-
massi-Fantee (van af Dunquah ruim 6 kilometer) gevorderd was, verlangde
de Opperbevelhebber, dat aan het hoofd der lijn een tijdelijk station zou
ingeright worden. Wegens gebrek aan zwartschrij vers moest dus het
station te Dunquah gesloten worden en te Yankomassi-F'antee geopend.