15 Indien men zich op dit standpunt plaatst dan ligt hetvoor de liand. dat het verband van de wet van 1791 en het decreet van 1811 met de hij Koninklijk besluit van 18 November 1875, N° 9, vastgestelde instructie geen ander kan zijn dan dit: dat de vesting- of fortkommandanten door den Koning onder verantwoordelijkheid van den Minister van Oorlog bij die instructie onder anderen worden onderligt hoe zij zich zullen behooren te gedragen in omstandigheden waarin het bestaande krijgsregt wettelijk kan worden toegepast. Met andere woorden: het verband der instructie niet de wet en het decreet is geen ander, dan dat de rigtige naleving der bedoelde regelen van het krijgsregt zelf', ten gevolge van die instructie, niet komt alleen voor de verantwoordelijkheid van den vesting- of fortkommandant, maar, naar gelang van het gewigt der zaak, voor de verantwoordelijkheid van hen of eene hoogere autoriteit". „Een deel dezer verantwoordelijkheid nam de Minister, die het Koninklijk besluit van 18 November j. 1. mede onderteekende, dan ook reeds op zich. En hij deed hiermede, naar de zienswijze der ondergctcekenden, een ver dienstelijk werk. Immers, zoolang het in die verordeningen van Franschen oorsprong neergelegde krijgsregt niet door eene nieuwe wet is vervangen, zou het, wanneer eens onverhoopt staat van oorlog of van beleg' mogt geboren worden, door den ter plaatse hevelvoerenden officier in al zijne strengheid en in zijn geheelen omvang kunnen worden toegepast. Dit nu is feitelijk onmogelijk gemaakt, doordien de bij dc instructie gegeven be velen aan bedoelde officieren aanwijzen, in hoeverre zij van hunne bevoegd heden gebruik zullen maken zonder met. eene hoogere autoriteit te rade te gaan. Het krijgsregt zal dus niet zwaarder drukken dan volgens de thans heerschende begrippen noodig en mogelijk is. „Het in die verordeningen van Franschen oorsprong neergelegde krijgsregt moet ongetwijfeld door eene andere wettelijke regeling vervangen worden en het voornemen bestaat, om de bewerking eener zoodanige regeling spoedig ter hand te nemen." „Dat de bepalingen van de instructie niet in strijd zijn met de voor noemde Fransche verordeningen werd in de zitting van 17 December 1875 door den heer M1'. Godefroi reeds betoogd. Wie, zoo als dit geacht lid der Kamer gedaan heeft, den inhoud der instructie naauwkeurig toetst aan dén inhoud der verordeningen, zal eiken schijn van strijd, die bij eene eerste lezing mogelijk kan bestaan, zien verdwijnen." „Hetzelfde geldt ten opzigte eener vergelijking der instructie met andere wetten." „De heer Godefroi zag strijd op één punt, namelijk in III. Het in

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 22