242 Agam terugmarcheerende, moest hij over de brug, die over de Masang lag, naar de YIT loeras Daar waren slechts nauwe wegen, rechts en links omgeven door kleine bergen, rotsen en heuvels. Nauwelijks begint hij des morgens zijn terugtocht of hij ziet uit de verte de toppen der bergen en heuvels als bezaaid met Padris in hunne witte kleeding; hij ziet en gevoelt nu, alleen met vijanden te doen te heb ben. Zijne eerste gedachte is de brug over de Masang. Een paar djaijang- sekar's worden in galop derwaarts gezonden om de brug te verkennen; zij komen spoedig daarna met de tijding terug, dat de brug vernield is en de beide oevers van de Masang door Padris bezet zijn. Op het zelfde oogenblik wordt hem door een paar andere djaijang- sekar's bericht, die den militairen commandant van Bond/jol geëscorteerd hebben, dat deze officier op zijn teruginarsch derwaarts met zijn geheele detachement, niets kwaads vermoedende en ten ge volge daarvan zonder de noodige veiligheidsmaatregelen marcheerende, doör de intusschen opgestane Padris van Bondjol overvallen en af gemaakt was, die zich onverhoeds uit de bosschen op het detachement geworpen en in een oogenblik het geheele detachement omsingeld en neergesabeld hadden; terwijl de ruiters zich door de vlucht redden. Toen bleef den Luitenant-Kolonel Vermeulen Krieger geen andere weg over dan met zijne colonne door de Masang te waden en zich door de YII loeras naar Agarn te begeven. Yan 's morgens 8 tot 's avonds 7 uur werd hij aanhoudend beschoten, d. i. van het oogen blik dat hij de Masang overtrok tot dat hij in het Agamsche kwam. Uit de bosschen, achter de bergen, bergruggen en rotsen kwamen telkens Padris te voorschijn, die hem zijne flanken bestookten. Niet tegenstaande de kleine colonne, uit 80 man geregelde troepen be staande aanhoudende verliezen leed, was de voornaamste zorg van den colonnecommandant, ofschoon hevig strijdende, steeds geregeld te re- tireeren; en zoo kwam hij, ofschoon vele der zijnen bij dezen terugtocht den dood vonden en anderen gewond werden, die medegevoerd moesten worden, in goede orde in Agarn aan. Die geregelde terugtocht had dat gunstig gevolg, dat de bewoners van Agam, die, zoo als toen reeds te zien was en naderhand gebleken is, ook in opstand hadden willen komen, indien de Luitenant-Kolonel Vermeulen Krieger en de zijnen waren omgekomen, zulks toen nog niet durfden wagen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 249