244 -
de bevolking, te beginnen met de nieuwe week, weder op te roe
pen voor den arbeid tot voltooiing onzer versterkingen; werd in dat
voorstel niet getredendan kon de Toewankoe zich voor de gevolgen er
van niet verantwoordelijk stellen. Hierdoor werd Engelbert van
Bevervoorde in zijn vertrouwen op den slimmen Toewankoe moeda
gesterkt, hetgeen hem te vergeven was, daar hij de Padris nog
nooit van hunne slechte zijde had leeren kennen en slechts hunne goede
eigenschappen had ondervonden. Hij gaf daarom gehoor aan liet
voorstel van den Toewankoe moeda en schreef zijne onderhebbende
'postcommandanten aan, spoedig over te gaan tot de voltooiing hun
ner bentings, zonder de bevolking in den arbeid daartoe te veel te
vermoeien en de verdeeling van den arbeid geheel over te laten aan
den braven Toewankoe moeda van Bondjolwiens goede gezindheid
hem thans zoo duidelijk was gebleken; terwijl zij slechts op hunne
hoede moesten zijn voor de door den Toewankoe genoemde rond
zwervende benden kwaadwilligen. Op den eersten dag van den
weder begonnen schansarbeid zagen de postcommandanten met ge
noegen, dat de bevolking ijverig aan dien arbeid toog. In den loop
van dien en den volgenden dag vermeerderde zelfs het aantal werklie
den, die behalve met sabel en lans, [welke de Sumatraan reeds
van zijn 8" of 9° jaar gewend issteeds bij zich te hebben] of een parang
of mes in eene schede, als werkgereedschap, gewapend, ook met
patjols of breekijzers en schoppen om zoden te steken en wegen en
loopgrachten te maken, kwamen. Terwijl nu die bevolking aan het
werk was en de militaire bezetting der bentings, niets kwaads ver
moedende, niet alleen op dat werkvolk geen acht sloeg, maar de
benting in- en uitliep, alsof het volle vrede waswerd zij, terwijl
een gedeelte aan het corveëen, een ander gedeelte in de keuken,
een derde gedeelte aan het baden was en een vierde gedeelte naar
het werken der bevolking stond te kijken, verstrooid als zij was,
in eens verraderlijk, buiten en binnen de bentings aangevallen en
op een paar Tnlandsche soldaten en officiershediendeu na, die zich dooi
de vlucht wisten te redden, vermoord, zonder dat zij, ongewapend
zijnde, eenigen tegenstand kon bieden. De Luitenant Enrjelber! van
Bever mordedie zich op dat tijdstip in onze tamelijk goed versterkte
benting te llau bevond, kreeg bericht, dat er een kleine post tus-