245 - schen Ran en Bondjol was afgeloopen, maai' verkeerde nog altijd in het denkbeeld, dat dit het werk was van de door den Toewan leoe moeda genoemde benden rondzwervende kwaadwilligen uit Rau en van Toewanleoe Tamboeseite meer daar de geslepen Toeivcinkoe moeda hom liet zeggen, dat er in den afgeloopen nacht een post overvallen was, waarbij een gedeelte van zijn werkvolk, dat bij die benting geslapen had, met de bezetting omgekomen en een ander gedeelte naar hem gevlucht was, ten gevolge waarvan hij genoemd officier verzocht, ter zijner bescherming, met eenige troepen te Bondjol te komen en met hem tegen de kwaadwilligen op te ruk ken en deze onschadelijk te maken. Eng eiber t van Bevervoorde ging daarop met 70 man, meest beproefde Madoereesche soldaten, op marsch, vond werkelijk den aangeduiden post afgeloopen en niemand meer in den omtrek. Op weg naar Bondjol zag hij echter de be volking- overal vlijtig aan den veldarbeid, en toen hij met zijn detache ment de plaats naderde, riepen sommige Inlanders hem vriendschappelijk toe, dat de Toewanleoe moeda hem te Bondjol opwachtte met zijne doebalangs om met hem tegen de kwaadwilligen te strijden. In de nabijheid van Bondjol komende, wilde Engelbert van Bevervoorde op een open plein, waar een groote boom stond, zijn troep een weinig laten rusten om daarna ordelijk Bondjol binnen te marchee- ren. Op eenigen afstand was het plein door een bosch omgeven. Nauwelijks zijn de geweren onder den boom aan rotten gezet en rust de troep wat uit, toen Engelbert van Bevervoorde van alle kanten gewapende Padris in massa op hem ziet afkomenvan welke sommigen de petten onzer vermoorde soldaten dragen. De opstandelingen dringen meer en meer op en wie ziet men eindelijk zich aan hun hoofd stellen? De Toewankoe moeda van Bondjol die zich op het detachement van Engelbert van Bevervoorde werpt! Deze officier weet manmoedig stand te houden. Nadat zijne koelies met de reservemunitie van zijn detachement op de vlucht zijn ge slagen en het detachement tot op 40 levenden herleid is, besluit hij, zelf reeds zeven wouden bekomen hebbende, zich met zijn detache ment door den vijand heen te slaan en den terugtocht op Ran te beproeven. Met 30 overgeblevenen is hij vervolgens genoodzaakt, zich in de diepste wildernissen te begeven, alwaar hij niet mee;'

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 252