250 lings onderworpen land moei; de postcommandant nooit toestaan, dat enkele onderofficieren of soldaten zich naar de pasar's begeven. Moet er voor de menage worden ingekocht, dan laat de postcommandant een geschikt onderofficier met 4 a 5 man naar den pasar gaan, met strengen last, dat de inkoopers niet op den pasar mogen rondslen teren, maar, met sabel of bajonet gewapend, steeds bij elkander moeten blijven en, na de noodige inkoopen gedaan te hebben, zoo spoedig mogelijk naar de benting- teruggaan. De Sumatraan is jaloersch op zijne vrouwen, die zich met hare kinderen ter markt begeven, even als de vrouwen naar eene kermis in Europa gaan. De pasardag is bij de bevolking een waar kermisfeest. De minste scherts, die onze soldaten zich tegenover zijne vrouwen veroorloven (zoo als op Jaoa wel eens gebeurt, waar men minder afkeerig van hen is) zoude voor den Sumatraan in de bovenlanden eene beleediging zijn. Zijne vrouwen en kinderen zijn daarom schuw, beginnen te schreeuwen en loopen weg, als men met hen begint te praten. Dit heeft soms, tijdens» den Pctónoorlog, op de pasars tot groote onaangenaamheden aanleiding gegeven. Er waren voorbeelden van mannen, die om eene geringe scherts jegens hunne vrouwen met uitgetrokken kris op hen aanvielen, die zich daaraan gewaagd hadden. Vooral zij men in het begin zeer voorzichtig, de huizen der Su- matranen binnen te gaan, voor dat de man des huizes dit toestaat. Staat hij het toe, dan verbergt hij gewoonlijk zijne vrouwen achter een scherm of uitgespannen zeil, alvorens ons binnen te laten. Komen de Sumatranen meer met ons in aanraking en beginnen zij van tijd tot tijd hunne vrouwen aan hun pètor of civielen gezaghebber voor te stellen, dan toont de bevolking reeds een groot vertrouwen in ons te hebben. De officier, die in een kortelings onderworpen land komende, zich naar de zeden der bevolking schikt, en dit ook aan zijne ondergeschik ten leert, zal spoedig het vertrouwen dier bevolking winnen. De troepen zullen haar geen overlast aandoen en de bevolking, orde en regel onder hen bespeurende, zal op de pasars meer ongedwongen met heu omgaan, zoodat men langzamerhand de hierboven bedoelde voorzorgen niet meer behoeft toe te passen. Echter moet de post commandant steeds in het oog houden om weinig manschappen te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1881 | | pagina 257