251
gelijk en telkens andere naar de pasars te laten gaan. Hij moet hen
zoo' min mogelijk naar ver afgelegen pasar's zenden en verder verbieden,
dat handelaren met hunne koopwaren in de benting komen. Vooi
hen wijst hij eene geschikte plaats aan op eenigen afstand buiten de
benting, maar onder het bereik van zijn geschut gelegen, zoodanig
dat zij de bezetting niet kunnen bespieden noch overrompelen.
Menschen, die zich tot dusverre in de bosschen schuil hebben ge
houden en zich vervolgens komen onderwerpen, late men evenmin in
de benting toe, maar ontvange men ook op eenigen atstand daarbuiten,
onder het bereik van ons geschut. Bij de ontvangst van die menschen,
welke gewoonlijk met groot gevolg aankomen, zorge de postcomman-
dant, eenige hoofden der onderworpen districten, in de nabijheid zijner
benting gelegen, bij zich te hebben, op wie hij vertrouwen kan, om
hen, met behulp van ons goed gezinde priesters, den eed van ge
trouwheid af te nemen. De voorloopige voorwaarden van onderwer
ping, die men hun voorschrijft, zijn, dat zij wegen moeten maken en
hunne versterkingen, voor zoo veel dit noodig wordt geacht, moeten
slechten, hun verzekerende, dat men na verloop van een vooraf te
bepalen tijd zal komen zien of zij aan die voorwaarden hebben vol
daan. De postcommandant tome zoo min mogelijk aan de gewoonte,
dat de in onderwerping komende bevolking eene soort van hadat betaalt
aan de hoofden, die reeds onder ons gezag staan. Dit is een ge
bruik, dat aan de eedsaflegging verbonden is, en zoo lang zij de
hadat niet betaald heeft, houdt men het er voor, dat de onderwerping
nog niet bevestigd is. Het gebeurt niet zelden, dat sommige Ma-
leische hoofden groot misbruik maken van die hadat. Wordt hierover
geklaagd, dan moet de postcommandant beslissen en beloven, dat de
bevolking slechts de gewone hadat behoeft te betalen, dat zij vol
gaarne zal doen. Tijdens den PadriooAog heeft een ons zeer welgezind
°Maleisch hoofd, een te groote hadat eischende, veroorzaakt, dat de
bevolking van Soeliajer, na overwonnen te zijn, met dadelijk in on
derwerping is gekomen. Zoo als later gebleken is, hadden de hoofden,
die met de bevolking op den Boekit Papan gevlucht waren om hun
grooten kampong voor vernieling te behoeden, den zelfden dag een
hoofd met vier doebalangs met de gewone hadat voor de vijf soekoes
van hun district afgezonden. Deze zendelingen vielen in handen